Omdat inspecteur heeft ter zake van de geldswaarde van beide percelen van verschillende grootte ten tijde van de ruiling niets gesteld, volgt de rechtbank de stelling van eiser dat de waarde in het economische verkeer per m² van de geruilde grond (en daarmee de kostprijs) ten tijde van de ruiling min of meer gelijk was aan de prijs per m² waartegen de verkregen grond uiteindelijk aan projectont…
Meer informatie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNHO:2015:3032
Geef een reactie