
Wie in een vaststellingsovereenkomst alleen afstand doet van bezwaar over de hoogte van het box 3-vermogen, mag alsnog bezwaar maken tegen de belastingheffing zelf. De inspecteur moet dat bezwaar inhoudelijk behandelen.
Een man die in 2015 begon met beleggen in bitcoins, kwam met de inspecteur overeen dat zijn box 3-vermogen per 1 januari 2018 op ruim €6,1 miljoen werd vastgesteld. Die afspraak werd vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst (VSO). Kort daarna werden zijn bitcoins gestolen door een hack. Toen de navorderingsaanslag IB/PVV 2018 werd opgelegd, maakte de man bezwaar tegen de hoogte van de belastingheffing, omdat hij door de diefstal een negatief rendement had behaald. De inspecteur wees het bezwaar af, met een beroep op de VSO waarin afstand van bezwaar en beroep was gemaakt.
Reikwijdte VSO en recht op bezwaar
De rechtbank Gelderland oordeelt dat de VSO alleen ziet op de vaststelling van het box 3-vermogen en niet op de belastingheffing daarover. In de correspondentie was expliciet aangegeven dat ook over de belastingheffing nog overleg zou volgen, maar dat is niet in de VSO geregeld. Volgens de rechtbank kan uit de tekst van de VSO niet worden afgeleid dat de man ook afstand heeft gedaan van bezwaar en beroep tegen de belastingheffing zelf. Daarbij verwijst de rechtbank naar het Kerstarrest van de Hoge Raad, waarin is bepaald dat de box 3-heffing in strijd kan zijn met het eigendomsrecht als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. De inspecteur moet het bezwaar daarom alsnog inhoudelijk beoordelen, waarbij ook de diefstal van de bitcoins en het beroep op een buitensporige last moeten worden meegenomen.
Bron: Rechtbank Gelderland 8 mei 2025 (gepubliceerd 14 mei 2025), ECLI:NL:RBGEL:2025:3521, AWB 23/4065
Geef een reactie