
Een Nederlandse belastingplichtige wil giften aan drie buitenlandse instellingen aftrekken, maar de inspecteur weigert dit wegens ontbrekende ANBI-registratie; A-G Pauwels pleit voor een prejudiciële vraag over mogelijke beperking van het vrije kapitaalverkeer.
Een belastingplichtige doet in 2020 giften aan drie niet‑Nederlandse instellingen (twee Duitse eingetragene Vereine en een Zwitserse Stiftung). De inspecteur behandelt deze giften niet als aftrekbare giften, omdat geen van de instellingen is aangemerkt als ANBI. De rechtbank en het hof volgen die uitleg en achten niet aannemelijk dat het registratieregime tot een feitelijke belemmering leidt.
Registratievoorwaarde
A-G Pauwels concludeert dat de registratievoorwaarde formeel voor binnen‑ en buitenlandse instellingen gelijk geldt en dus geen directe discriminatie naar vestigingsplaats oplevert. Ook stelt hij vast dat het hof terecht oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat registratiepraktijken in de praktijk onredelijk moeilijk zijn voor buitenlandse instellingen.
Twijfel over indirecte discriminatie
A-G Pauwels merkt op dat vanuit het perspectief van de gever twijfel ontstaat of de registratieplicht niet toch een indirecte discriminatie vormt, nu niet-ingezeten instellingen doorgaans niet als ANBI geregistreerd zijn. Hij betrekt in zijn overwegingen arresten als Persche en Van Caster en concludeert dat het niet zonder redelijke twijfel is dat de registratievoorwaarde geen bevoegdheidsbeperking inhoudt. Daarom adviseert hij de Hoge Raad een prejudiciële vraag te stellen over de uitleg van artikel 63 en 65 VWEU in dit kader.
Wet: art. 6.35 Wet IB 2001; art. 5b AWR; art. 63 en 65 VWEU
Bron: Parket bij de Hoge Raad 18 april 2025 (gepubliceerd 2 mei 2025), ECLI:NL:PHR:2025:454, 24/01455
Geef een reactie