
Staatssecretaris Van Oostenbruggen geeft antwoord op vragen van de vaste commissie voor Financiën over de Fiscale Beleids- en Uitvoeringsagenda 2025.
Lucratiefbelangregeling
Op een vraag over de lucratiefbelangregeling schrijft de staatssecretaris dat momenteel de mogelijkheid van het voorstellen van een maatregel in het Belastingplan 2026 wordt verkend. Daarnaast wil de staatssecretaris met het Belastingplan 2026 een reparatievoorstel doen om een ongewenste structuur tegen te gaan waarbij belastingplichtigen met een middellijk gehouden lucratief belang belastingheffing over voordelen uit lucratief belang proberen te ontgaan. Het gaat om een structuur waar door middel van een samenstel van transacties gebruik wordt gemaakt van de verschillende grondslagen tussen box 3 en box 2. Deze transacties leiden uiteindelijk tot het in het geheel niet belasten van de voordelen uit lucratief belang. Dit is nooit door de wetgever beoogd.
Regeling voor medewerkersparticipaties
De doelgroep betreft (werknemers van) jonge bedrijven met een schaalbaar en innovatief bedrijfsmodel waarvan de aandelen niet beursgenoteerd zijn. Er wordt aangesloten bij de nieuwe definitie voor startups en scale-ups voor box 3 in het beoogde toekomstige stelsel. Om de uitvoering van de regeling door de Belastingdienst zoveel mogelijk te ontlasten is voorzien dat de RVO verantwoordelijk is voor de vaststelling of een onderneming voldoet aan de definitie van een startup of scale-up en de beschikkingen hiervoor afgeeft. In het kader van de regeling ‘Verblijfsvergunning voor essentieel start-up personeel’ beoordeelt RVO op dit moment al het innovatieve karakter, de schaalbaarheid, de financiering en de financiële continuïteit van de onderneming.
Uitbreiding fietsregeling
Voor de bijtellingsregeling van de fiets geldt dat een fiets die enkel voor zakelijke doeleinden (inclusief woon-werkverkeer) door een werknemer gebruikt wordt en niet met de werknemer mee naar huis gaat, geen ook voor privédoeleinden terbeschikkinggestelde fiets is. Voorgesteld wordt dit te verduidelijken door te bepalen dat een fiets niet geacht wordt ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld als de fiets niet meer dan bijkomstig (niet meer dan 10%) bij het woon of verblijfadres wordt gestald. Dit betekent dat de fiets incidenteel wel mee naar huis genomen kan worden, zonder dat hierover loonheffing is verschuldigd. Hoewel dit eerder ook werd beoogd, kan dit als een uitbreiding van de uitzondering op de bijtellingsregels worden beschouwd. Als een werknemer bijvoorbeeld op een dienstfiets in zijn pauze enkele privéboodschappen haalt, is niet direct sprake van bijtelling voor het privégebruik van de fiets van de zaak. Met de voorgestelde vormgeving leidt (incidenteel) privégebruik van een (deel)fiets dus niet tot een bijtelling.
Geef een reactie