• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
  • Skip to footer
  • Nieuwsbrief
  • Contact

Taxence

Taxence

  • Nieuws & achtergrond
    • Nieuws
    • Branchenieuws
    • Blogs
    • Verdieping
  • Thema’s
    • AI & Tax Technology
    • Arbeid & Loon
    • Belastingplan
    • BTW & Overdrachtsbelasting
    • BV & DGA
    • Duurzaamheid (ESG & CSRD)
    • Estate planning
    • Alle thema’s
  • Opleidingen
    • AI & Tax Tech
    • ESG & CSRD
    • Estate Planning
    • BTW
    • Vastgoed
    • Internationaal
    • Arbeid & Loon
    • Formeel
    • Familiebedrijven
    • VPB
    • Pensioen
  • Carrière
    • Personalia
    • Vacatures
    • Vacature toevoegen
    • Partners
  • Vakinformatie
    • NDFR
    • Addify
    • JES! Knowledge
    • Fiscaal en meer
    • Tax talks
    • Vakblad Estate Planning
    • Specials
  • Kennisbank

Belast voordeel uit netto dividendvervangende betaling

9 november 2020 door Remco Latour

Levert een bv aandelen ex dividend terwijl de koopprijs cum was? Dan moet zij een dividendvervangende betaling doen. Soms vindt deze betaling netto plaats, ook al hoeft de bv geen dividendbelasting af te dragen. Dit voordeel valt volgens de Hoge Raad niet onder de deelnemingsvrijstelling. Mr. Nolan Groenland geeft zijn commentaar op dit arrest.

Een bv was als market maker actief op verschillende optiebeurzen. Eind 2006 kondigde een Duits beursfonds een superdividend aan van € 34,80 per aandeel. De bv is rond die uitkering een combinatie van transacties aangegaan met betrekking tot aandelen in dat fonds (de cum/ex-transacties). Zo heeft zij vanaf april 2007 callopties op aandelen in het fonds gekocht die dienden ter afdekking van de risico’s van de cum/ex-transacties. Op 3 mei 2007 besloot het fonds tot uitkering van een superdividend. Als onderdeel van de cum/ex-transacties heeft de bv op 2 en 3 mei 2007 19,5 miljoen aandelen aan derden verkocht. Deze verkoop vond plaats tegen een prijs waarin de waarde van het dividend was begrepen (cum). De bv had overigens zelf niet de eigendom van de aandelen.

Ex gaan

Op 3 mei 2007 is het aandeel van het fonds ex gegaan. Noch belanghebbende, noch de kopers van de bezitloos verkochte aandelen hebben op enig moment recht gehad op dividend. Om aan haar leveringsverplichting te kunnen voldoen heeft belanghebbende de callopties – die recht gaven op meer dan 5% van de aandelen – uitgeoefend. Nu is de bezitloze verkoop tot stand gekomen tegen een prijs die was gebaseerd op de waarde van het aandeel cum. Maar de bv leverde de aandelen aan de kopers ex. Daarom moest de bv op grond van Duitse beursregels een aanvullende, dividendvervangende betaling aan de kopers doen ter grootte van het meeverkochte dividend. Deze dividendvervangende betaling vond plaats op netto basis, dat wil zeggen na aftrek van Duitse dividendbelasting. Omdat noch belanghebbende, noch de bank in Duitsland was gevestigd, was geen echter geen verplichting om voor de dividendvervangende betaling dividendbelasting aan de Duitse fiscus af te dragen. Voor belanghebbende leverden de cum/ex-transacties een voordeel op gelijk aan het bedrag van de Duitse dividendbelasting. Oftewel € 7,34 per aandeel (hierna ook: het cum/ex-voordeel). In totaal een winst van € 214 miljoen.

Onderliggende aandelen nodig

Hof Amsterdam (NTFR 2018/2729) heeft geoordeeld dat deze winst niet onder de deelnemingsvrijstelling valt. De Hoge Raad onderschrijft dat oordeel. Het Falconsarrest (NTFR 2002/1813) brengt mee dat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is op voor- en nadelen uit hoofde van een calloptie. Tenminste, als de schrijver de optie bij het sluiten van de optieovereenkomst niet beschikt over de onderliggende aandelen die bij uitoefening van de calloptie geleverd zouden moeten worden. Ook is het behaalde cum/ex-voordeel niet als een voordeel op de bezitloos verkochte aandelen aan te merken. Dit voordeel vindt zijn oorsprong immers niet in de waardeontwikkeling van het aandeel in het fonds, maar uitsluitend in de Duitse beurs- en belastingregels voor cum/ex-transacties. Dit betreft dus geen voordeel uit aandeelhouderschap van een deelneming. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de bv ongegrond.

Reactie mr. Nolan Groenland

Taxence vroeg mr. Nolan Groenland, advocaat en belastingadviseur bij Clifford Chance LLP, om een reactie op dit arrest.

Uit het Falcons-arrest (NTFR 2002/1813) volgt dat het mogelijk is dat het belang bij tot een deelneming behorende aandelen wordt opgesplitst en het met de strekking van de deelnemingsvrijstelling (ne bis in idem) strookt om bij beide belanghebbenden de deelnemingsvrijstelling toe te passen.

Een voor de hand liggende voorbeeld van een dergelijk gesplitst belang is het schrijven van een calloptie, waarbij de schrijver zich verbindt om, bij uitoefening door de optiehouder, aandelen te leveren tegen een vooraf bepaalde prijs. Het is mogelijk dat de optie ongedekt is. In dat geval is de schrijver van de optie (nog) niet in bezit van de te leveren aandelen op het moment van schrijven van de optie en zal deze dus voorafgaand aan de uitoefening moeten verwerven.

In de literatuur is bij herhaling de vraag gesteld of een ongedekte calloptie kan leiden tot een opgesplitst belang in de zin van bovengenoemde jurisprudentie. De Hoge Raad heeft deze mogelijkheid bijna achttien jaar na het Falcons-arrest afgewezen en is van oordeel dat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is op de voor- en nadelen uit hoofde van een calloptie, als de schrijver van die optie ten tijde van het sluiten van de optieovereenkomst niet beschikt over de onderliggende aandelen die bij uitoefening van de calloptie geleverd zouden moeten worden.

Dit oordeel door de Hoge Raad is negatief geformuleerd en brengt met zich dat de Hoge Raad alleen iets zegt over de afwezigheid van een belang bij ongedekte opties op het moment van schrijven daarvan. Maar hoe zit dat voor de rest van de looptijd van de optie? Dient de schrijver dan ook (onafgebroken) een belang te hebben en dus te houden? Of is het voldoende dat wanneer de schrijver op het moment van expiratie (uitoefenen) van de optie (opnieuw) een dergelijk belang heeft (verkregen) in de onderliggende aandelen? Ik mag hopen voor de praktijk dat niet nog achttien jaar gewacht hoeft te worden op beantwoording van deze vragen.

Wet: art. 13 Wet VPB

Bron: Hoge Raad 6 november 2020, ECL:NL:HR:2020:1738, 18/04686

Binnenkort verschijnt een uitgebreid commentaar van mr. Nolan Groenland in het NTFR. Nog geen abonnee? Klik dan hier om 3 maanden kennis te maken met NTFR.’

Filed Under: Fiscaal nieuws, Nieuws, Vpb & Div.bel

Reageer
Vorige artikel
Vooraankondiging arresten Hoge Raad 13 november 2020
Volgende artikel
Leidraad Invordering 2008 gewijzigd

Reader Interactions

Gerelateerde berichten

Fonds voor gemene rekening

Internetconsultatie aanpassing fonds voor gemene rekening

Het ministerie van Financiën is een internetconsultatie gestart over een aanpassing van het fonds voor gemene rekening.

woningbouw kavel

Woningcorporaties: miljarden vennootschapsbelasting ten koste van nieuwbouw

De vennootschapsbelasting die woningcorporaties betalen, loopt de komende jaren sterk op. Lag de jaarlijkse last de afgelopen jaren rond € 700 miljoen in 2029 wordt dat naar verwachting circa 1,5 miljard euro. Dat beperkt de investeringsruimte die nodig is om de woningnood aan te pakken. Aedes roept de formerende partijen daarom op de Vpb-plicht voor corporaties af te schaffen.

ministerie financien

Fiscaal verzamelbesluit 2025

De staatssecretaris van Financiën heeft het Fiscaal Verzamelbesluit 2025 gepubliceerd.

cadeaubon

Standpunt bijkomstige werkzaamheden en fbi-regime

De Kennisgroep bijzondere winstbepalingen vpb heeft een vraag beantwoord over de toepassing van het regime voor fiscale beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 28 Wet Vpb 1969. De vraag ziet op ‘bijkomstige werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met beleggingen in vastgoed’ in de zin van artikel 28, derde lid, onderdeel e, Wet Vpb 1969.

Standpunt uitlenen van gelden en fbi-regime

De Kennisgroep bijzondere winstbepalingen vpb heeft een vraag beantwoord over de toepassing van het regime voor fiscale beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 28 Wet Vpb 1969. Het gaat om de vraag wat wordt verstaan onder ‘uitlenen van gelden die van derden zijn ingeleend’ in de zin van artikel 28, derde lid, onderdeel d, Wet Vpb 1969.

Geef een reactie Reactie annuleren

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Primary Sidebar

Opleidingen

Online cursus Wet Fiscaal Kwalificatiebeleid Rechtsvormen (incl. aanpassing FGR)

Online cursus afwaarderen & kwijtschelden van vorderingen

Masterclass Fiscale aspecten fusies & overnames

Online cursus Vennootschapsbelastingplicht stichtingen & verenigingen

Online cursus Wet Fiscaal Kwalificatiebeleid Rechtsvormen (incl. aanpassing FGR)

AGENDA

Webinar voorjaarsnota & vooruitblik Belastingplan 2026

Online cursus Estate planning voor de AB-houder & inkomstenbelasting

Masterclass verantwoord adviseren: Ethiek als kompas in de fiscaliteit

Online cursus ViDA – btw in het digitale tijdperk

Verdiepingscursus DGA-advisering

Leergang Erfrecht

Stoomcursus Estate planning praktisch ingezet

Online cursus Schenken en lenen in familieverband

Mindful het nieuwe jaar in

Stoomcursus Vastgoedrekenen en -financieren

Meer opleidingen

Footer

  • Fiscaal nieuws
  • Opleidingen
  • Kennisbank
  • Vacatures
  • Over ons
  • Adverteren op Taxence
  • NDFR
  • JES! (ESG producten)
  • Fiscaal en meer
  • Addify
  • Tax Talks
  • Register Estate Planners (REP)
  • Contact
  • Linkedin
  • X
  • Facebook
  • Aanmelden nieuwsbrief
  • Naar Lefebvre Sdu Webshop

Taxence is een uitgave van
Lefebvre Sdu
Maanweg 174
2516 AB Den Haag

Powered by Lefebvre Sdu

  • Disclaimer
  • Privacy Statement en Cookiebeleid
lefebvre SDU

Het laatste nieuws van
Taxence in je mail?

×