• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
  • Skip to footer
  • Nieuwsbrief
  • Contact

Taxence

Taxence

  • Nieuws & achtergrond
    • Nieuws
    • Branchenieuws
    • Blogs
    • Verdieping
  • Thema’s
    • AI & Tax Technology
    • Arbeid & Loon
    • Belastingplan
    • BTW & Overdrachtsbelasting
    • BV & DGA
    • Duurzaamheid (ESG & CSRD)
    • Estate planning
    • Alle thema’s
  • Opleidingen
    • AI & Tax Tech
    • ESG & CSRD
    • Estate Planning
    • BTW
    • Vastgoed
    • Internationaal
    • Arbeid & Loon
    • Formeel
    • Familiebedrijven
    • VPB
    • Pensioen
  • Carrière
    • Personalia
    • Vacatures
    • Vacature toevoegen
    • Partners
  • Vakinformatie
    • NDFR
    • Addify
    • JES! Knowledge
    • Fiscaal en meer
    • Tax talks
    • Vakblad Estate Planning
    • Specials
  • Kennisbank

Enkele valkuilen bij omzetting van een eenmanszaak in een B.V.

18 april 2017 door Michel Halters

Omzetting van een onderneming in een B.V. kan helpen directe belastingheffing om te zetten in lagere directe belastingheffing en heffing in de toekomst. Als men te maken heeft met een herinvesteringsreserve of met lijfrenteverplichtingen, dan is het belangrijk om te blijven voldoen aan alle spelregels.

Omzetting en herinvesteringsreserve

Bij een verwachte vrijval van een herinvesteringsreserve kan men een beroep doen op het arrest van de Hoge Raad van 22 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1257, zie: Terugwerkende kracht inbreng in bv ondanks incidentele bate. Op deze wijze kan directe belastingheffing worden beperkt en deels worden omgezet in een heffing van aanmerkelijkbelangwinst op langere termijn. Dit gaat soms wel eens fout. Bijvoorbeeld in de zaak voor de Hoge Raad van 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1029, zie: Geen HIR voor voormalig bedrijfspand. Hierin oefende een apotheker zijn onderneming uit in de vorm van een eenmanszaak. Aanvankelijk gebeurde dit in een eigen bedrijfspand. Later huurde hij een pand en stond het bedrijfspand leeg. Vervolgens zette hij zijn eenmanszaak geruisloos om in een B.V. (hierna: de holding). De onderneming van de B.V. zakte uit naar een door de holding opgerichte dochter op grond van de bedrijfsfusieregeling van artikel 14 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969), met uitzondering van voornoemde pand. Twee jaar later ging de B.V. per 1 januari een fiscale eenheid aan met de dochter. Een maand later verkocht de holding het bedrijfspand en voor de winst wilde zij een herinvesteringsreserve vormen. De Hoge Raad oordeelde dat dit niet meer kon. Door de overdracht van de onderneming kon het bedrijfspand nooit meer dezelfde functie vervullen binnen de onderneming. Vorming van een herinvesteringsreserve was dus niet mogelijk, ook al was in dat jaar een fiscale eenheid aangegaan.

De uitkomst in deze procedure had wellicht anders geweest als de apotheker zijn onderneming alleen geruisloos had ingebracht in de holding, zonder daarna de doorzak in de dochtervennootschap. Ook wanneer de holding en de dochter gelijk een fiscale eenheid waren aangegaan, moet vorming van de herinvesteringsreserve mogelijk zijn geweest.

 

Omzetting en lijfrenteverplichting in holding

Bij een omzetting van een eenmanszaak in een B.V. bestaat vaak de wens om na de omzetting een holdingstructuur op te richten. Bij een dergelijke structuur gaat dan meestal de voorkeur uit om pensioen- en lijfrenteverplichtingen veilig te stellen en deze in de holding te houden of te krijgen. Dat dit niet altijd op de juiste wijze plaatsvindt, bewijst de uitspraak van Hof Den Haag van 28 december 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:4037. Zie: Afkoop lijfrenteverplichting door overdracht aan persoonlijke holding. Op 27 augustus 1998 had een man met terugwerkende kracht naar 1 januari 1998 zijn aandeel in een vof ingebracht in een B.V. (hierna: werkmaatschappij). Voor de stakingswinst en oudedagsreserve bedong de man een lijfrente. Zijn medefirmant deed hetzelfde. De aandelen in de werkmaatschappij waren in handen van een tussenhoudster. De aandelen in laatstgenoemde waren ieder voor de helft in handen van de persoonlijke houdstermaatschappijen van de voormalige firmanten. De tussenhoudster had in 2010 de aandelen in de werkmaatschappij verkocht aan derden. Bij de verkoop kreeg de houdstervennootschap van de man de waarde van de lijfrenteverplichtingen op haar bankrekening overgemaakt.

 

Vrijval lijfrente

De Belastingdienst nam het standpunt in dat hier sprake was van een negatieve uitgave voor inkomensvoorzieningen en dat daarover revisierente was verschuldigd. De inspecteur kreeg gelijk. De persoonlijke houdster is geen toegelaten verzekeraar in de zin van artikel 3.126 Wet IB 2001. Dat zou alleen het geval zijn geweest als de lijfrente was bedongen als tegenprestatie voor de overdracht van een onderneming of een gedeelte daarvan. Verder overwoog het hof nog dat het hier gaat om strikte regelgeving, die als doel heeft misbruik te voorkomen en waarvan om die reden niet zomaar kan worden afgeweken.

 

Alternatief: inbreng via persoonlijke holding

De man en zijn medefirmant hadden ieder hun firma-aandeel kunnen inbrengen in een persoonlijke holding. Vervolgens konden de beide houdstermaatschappijen, de onderneming (voor de helft in elke houdstermaatschappij aanwezig) op grond van de bedrijfsfusieregeling overdragen aan de tussenhoudster tegen uitreiking van aandelen in de tussenhoudster aan de beide persoonlijke holdings. Deze tussenhoudster kon vervolgens op grond van de regeling van de fiscale eenheid vennootschapsbelasting, haar onderneming binnen fiscale eenheid overdragen aan de werkmaatschappij. Bij inbreng van het firma-aandeel in de persoonlijke houdstermaatschappij had de man wel een lijfrente kunnen bedingen, omdat dan sprake is van een toegelaten verzekeraar in de zin van artikel 3.126 Wet IB 2001. Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 7 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BI3713 is het toegestaan de onderneming daarna, exclusief lijfrenteverplichting, uit te laten zakken naar een werkmaatschappij tegen uitreiking van aandelen, agio of creditering. Wordt voldaan aan alle voorwaarden voor een bedrijfsfusie, dan kan men dus in ieder geval zonder problemen de onderneming exclusief lijfrenteverplichting laten uitzakken naar een werkmaatschappij of eerst nog naar een tussenhoudster en vervolgens binnen fiscale eenheid naar een werkmaatschappij. Op deze wijze bereikt men dus dat de lijfrenteverplichting in de holding komt en kan blijven.

 

Wet: Artikelen 3.54, 3.65 en 3.126 Wet IB 2001

 

Op 23 maart verzorgt mr. Almer de Beer de PE-Pitstop Inbreng in de B.V. Tijdens deze pitstop leert u alles over de regels en het rechtspraak waarmee de ruisende en geruisloze inbreng is omgeven. > Meer informatie en aanmelden

Filed Under: Nieuws, Verdieping, Verdieping, Vpb & Div.bel

Reageer
Vorige artikel
Urenoverzichten niet geschikt voor berekening vooraftrek
Volgende artikel
Geen belastingherziening in coalitie VVD, CDA, D66 en GroenLinks

Reader Interactions

Gerelateerde berichten

scholen en de kor; zonnepanelen

Afschrijvingsbeperking gebouwen geldt ook voor zonnepanelen woningcorporatie

De afschrijvingsbeperking voor gebouwen is terecht toegepast op de investering in zonnepanelen door een woningcorporatie. De zonnepanelen zijn volgens het hof onderdeel van of aanhorigheid bij de gebouwen en kwalificeren niet als zelfstandig bedrijfsmiddel.

beleggingsclub

Fonds voor gemene rekening: knelpunten en oplossingen

De staatssecretaris van Financiën heeft de belangrijkste knelpunten rond het fonds voor gemene rekening (fgr) in kaart gebracht en mogelijke oplossingen geschetst.

rente

A-G: Hof heeft excesrente terecht als onttrekking aangemerkt, maar ten onrechte niet als uitdeling

A-G: Hof heeft excesrente terecht als onttrekking aangemerkt, maar ten onrechte niet als uitdeling

correctie box 3 Belastingdienst

Foutenleer van toepassing op fout bij bepaling van aan vaste inrichting toerekenbare winst

Foutenleer van toepassing op fout bij bepaling van aan vaste inrichting toerekenbare winst

tax talks andreas de wit

Liquidatieverliesregeling sinds 2021 fors beperkt

Tijdens deze Tax Talks Focus-uitzending heeft mr. Andreas de Wit de werking van de liquidatieverliesregeling en de ingrijpende beperkingen die sinds 2021 gelden toegelicht. De regeling vormt een uitzondering op de deelnemingsvrijstelling maar is aanzienlijk ingeperkt door nieuwe voorwaarden.

Geef een reactie Reactie annuleren

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Primary Sidebar

Opleidingen

Online cursus Technisch aanmerkelijk belang

Nationaal Congres BelastingZaken 2025

AGENDA

Masterclass Pillar 2 – Wet minimumbelasting 2024 (Pijler 2)

Online cursus Samenhang testament, statuten & aandeelhoudersovereenkomst bij bedrijfsopvolging

AI Governance & Compliance: Veilige toepassing van AI in juridische/fiscale praktijk

Geavanceerd prompten voor fiscalisten

Masterclass AI, GenIA-L, ChatGPT en Copilot in de Fiscale Praktijk

Online cursus Pillar 2: Wet Minimumbelasting 2024 (Pijler 2)

Online cursus AI, GenIA-L, ChatGPT en Copilot in de Fiscale Praktijk

Sterk in je werk: Mindfulness, communicatie, focus en veerkracht

Online cursus toepassing box 3 in de praktijk

Online cursus Eindejaarstips

Meer opleidingen

Footer

  • Fiscaal nieuws
  • Opleidingen
  • Kennisbank
  • Vacatures
  • Over ons
  • Adverteren op Taxence
  • NDFR
  • JES! (ESG producten)
  • Fiscaal en meer
  • Addify
  • Tax Talks
  • Register Estate Planners (REP)
  • Contact
  • Linkedin
  • X
  • Facebook
  • Aanmelden nieuwsbrief
  • Naar Lefebvre Sdu Webshop

Taxence is een uitgave van
Lefebvre Sdu
Maanweg 174
2516 AB Den Haag

Powered by Lefebvre Sdu

  • Disclaimer
  • Privacy Statement en Cookiebeleid
lefebvre SDU

Het laatste nieuws van
Taxence in je mail?


×