
De waarde van verbeurdverklaarde goederen kan niet ten laste van het resultaat uit overige werkzaamheden worden gebracht.
Een man dient geen aangifte IB/PVV 2017 in, wordt veroordeeld voor drugs- en wapenfeiten en verliest via verbeurdverklaring zijn auto en contant geld. De inspecteur legt op basis van een vermogensvergelijking een ambtshalve aanslag IB/PVV en een verzuimboete op. De man betwist dat hij de waarde van de verbeurdverklaarde goederen – in totaal ongeveer € 75.565 – in mindering mag brengen op zijn resultaat uit overige werkzaamheden. Hof Amsterdam bevestigt dat de schatting redelijk is en dat art. 3.14, lid 1, onder d, Wet IB 2001 aftrek bij verbeurdverklaring verbiedt.
Verbeurdverklaring is geen ontneming
De man stelt dat de waarde van de verbeurdverklaarde goederen ten laste van het resultaat uit overige werkzaamheden moet worden gebracht. Hij voert aan dat de aftrekbeperking niet op hem van toepassing is en wijst op het kennisgroepstandpunt ‘Verbeurdverklaring en artikel 3.14 Wet IB’ van de Belastingdienst (KG:213:2024:6), waarin wordt toegelicht dat de sinds 2011 verruimde verbeurdverklaring in het Wetboek van Strafrecht mede vervolgprofijt omvat. De rechtbank en het hof oordelen echter dat verbeurdverklaring een strafkarakter draagt en niet gelijkstaat aan ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarvoor wel aftrek mogelijk is. Omdat verbeurdverklaring het privévermogen van de schuldige raakt, is aftrek van deze kosten uitgesloten. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
Wet: art. 3.14 en art. 3.90 Wet IB 2001
Geef een reactie