
Alleen als de wettelijke rente hoger is dan de belastingvermindering bij rechtsherstel box 3, moet rente worden vergoed.
Een belastingplichtige maakt bezwaar tegen de box 3-heffing in de aanslag IB/PVV 2021. Het aangegeven werkelijke rendement bedraagt €8.500, terwijl in de aanslag een forfaitair rendement van €19.351 is opgenomen. De inspecteur wijst het bezwaar af. De rechtbank verlaagt het box 3-inkomen naar het werkelijke rendement en kent ook een rentevergoeding toe. In hoger beroep stelt de inspecteur dat deze vergoeding onterecht is. De belastingplichtige dient zelf een incidenteel hoger beroep in om een hogere proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase te krijgen.
Rentevergoeding niet van toepassing bij evenwichtige vermindering
Het hof volgt de lijn van de Hoge Raad in het arrest van 6 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:756). Daaruit volgt dat geen rentevergoeding hoeft te worden toegekend als de vermindering van de box 3-heffing hoger is dan de wettelijke rente. Alleen als dat evenwicht ontbreekt, kan rentevergoeding passend zijn. In dit geval is daar geen sprake van, en dus volgt het hof de inspecteur in zijn standpunt dat geen rente hoeft te worden vergoed.
Vergoeding proceskosten bezwaarfase alsnog verhoogd
Het incidentele hoger beroep slaagt wel. De proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase is door de inspecteur berekend op basis van een te laag tarief per punt. Volgens de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2024:1060) moet in deze situatie het hogere tarief worden toegepast. Daarnaast krijgt de belastingplichtige een gedeeltelijke vergoeding voor de kosten van het hoger beroep.
Wet: art. 6:119 BW; art. 8:75 Awb; art. 30fe AWR
Bron: Gerechtshof Den Haag 25 maart 2025 (gepubliceerd 28 april 2025), ECLI:NL:GHDHA:2025:530, BK-24/563
Zie ook: ECLI:NL:GHDHA:2025:531
Geef een reactie