• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
  • Skip to footer
  • Nieuwsbrief
  • Contact

Taxence

Taxence

  • Nieuws & achtergrond
    • Nieuws
    • Branchenieuws
    • Blogs
    • Verdieping
  • Thema’s
    • AI & Tax Technology
    • Arbeid & Loon
    • Belastingplan
    • BTW & Overdrachtsbelasting
    • BV & DGA
    • Duurzaamheid (ESG & CSRD)
    • Estate planning
    • Alle thema’s
  • Opleidingen
    • AI & Tax Tech
    • ESG & CSRD
    • Estate Planning
    • BTW
    • Vastgoed
    • Internationaal
    • Arbeid & Loon
    • Formeel
    • Familiebedrijven
    • VPB
    • Pensioen
  • Carrière
    • Personalia
    • Vacatures
    • Vacature toevoegen
    • Partners
  • Vakinformatie
    • NDFR
    • Addify
    • JES! Knowledge
    • Fiscaal en meer
    • Tax talks
    • Vakblad Estate Planning
    • Specials
  • Kennisbank

Geven gelegenheid tot parkeren hoog of laag btw-tarief?

26 februari 2018 door Michel Halters

Het geven van gelegenheid tot parkeren is meestal onderworpen aan het hoge btw-tarief. Toch oordelen rechters soms ook dat het lage btw-tarief van toepassing is.

Er is de laatste jaren een aantal uitspraken verschenen van rechtbanken en hoven over de vraag of het hoge of lage tarief voor de omzetbelasting geldt voor attractieparken voor de parkeergelden die zij ontvangen. Het verlenen van toegang tot het park valt onder het lage tarief volgens Tabel I, post b.14.g. Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB 1968). Soms oordeelt een rechtbank of hof dat sprake is van een prestatie waarvoor het algemene tarief van 21% geldt en in een ander geval weer dat parkeren een bijkomende dienst is, waarvoor het verlaagde tarief geldt, net als voor het verlenen van toegang tot het attractiepark. Wat is nu de tendens?

 

Parkeren en stallen fietsen een op zichzelf staande dienst

De Hoge Raad besliste op 10 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4043 dat het geven van gelegenheid tot het parkeren van auto’s en het stallen van fietsen bij een attractiepark een op zichzelf staande dienst is.

 

Bijkomende prestatie

Vervolgens oordeelde de Hoge Raad op 10 augustus 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT2197 dat soms handelingen (de bijkomende prestatie) voor de heffing van omzetbelasting hetzelfde fiscale lot moeten delen als de hoofdprestatie. Daarvan is in het bijzonder sprake wanner die bijkomende prestatie voor de klant geen doel op zich is, maar een middel om de hoofdprestatie zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Door dit arrest ontstond opnieuw onduidelijkheid over het toepassen van het lage of hoge btw-tarief bij het geven van gelegenheid voor parkeren bij attractieparken in de ruimst mogelijke zin.

 

Parkeren als een bijkomende prestatie belast tegen laag btw-tarief

Rechtbank Gelderland oordeelde op 27 augustus 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:5775 dat voor de modale consument de toegang tot het park de hoofddienst vormt en de gelegenheid geven tot parkeren de bijkomende dienst, waarvoor (ook) het verlaagde btw-tarief geldt.

Op 24 mei 2017 oordeelde Rechtbank Den Haag, ECLI:NL:RBDHA:2017:6302 dat het aanbieden van parkeergelegenheid bij een attractiepark een bijkomende dienst is en geen op zichzelf staande dienst. De rechtbank acht het, gezien de ligging van de parkeerterreinen, niet aannemelijk dat op die terreinen ook mensen parkeren die niet naar de diergaarde gaan. Het parkeren is voor de modale consument geen doel op zich. De consument parkeert louter om de diergaarde te bezoeken en de parkeervoorzieningen maken een bezoek aan de diergaarde voor de modale consument aantrekkelijker.

 

Parkeren is een op zichzelf staande dienst belast tegen hoog btw-tarief

Voornoemde uitspraken van Rechtbank Gelderland en Rechtbank Den Haag zijn in hoger beroep door Hof Arnhem-Leeuwarden op 13 september 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:7628, respectievelijk op 19 december 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:4019 vernietigd.

‘Het parkeren is een op zichzelf staande dienst. Het bieden van gelegenheid tot parkeren is voor de modale bezoeker van een attractiepark een doel op zich. De bezoeker van een attractiepark heeft de keuze tussen diverse vervoermiddelen waarmee hij het attractiepark kan bereiken. Een bezoeker die met de auto komt, weet dat hij een vervoermiddel van een bepaalde omvang bij zich heeft dat hij niet zomaar ergens kan achterlaten’, vergelijk rechtsoverweging 4.6 van de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 9 januari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:165.

‘Dat het aantrekkelijk is om nabij de bestemming te parkeren brengt op zichzelf niet mee dat de prestatie als louter bijkomend aan het bezoeken van de diergaarde moet worden aangemerkt, deze omstandigheid is immers inherent aan het doel van parkeren’, vergelijk rechtsoverweging, vergelijk rechtsoverweging 7.3 van de uitspraak van Hof Den Haag van 19 december 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:4019.

Het gelegenheid geven tot parkeren vergemakkelijkt weliswaar de dag voor bezoekers aan het attractiepark, maar het parkeren maakt het parkbezoek als zodanig niet aantrekkelijker. Ook hebben bezoekers de keuze tussen diverse vervoersmiddelen waarmee zij het park kunnen bereiken. Bezoekers die niet met de eigen auto komen hoeven zich niet druk te maken over de plaats waar zij hun auto parkeren. Bovendien maakt de vergoeding voor het parkeren een substantieel deel uit van de totale prijs voor het bezoek aan het park. Dit maakt dat het een zelfstandige prestatie is, vergelijk rechtsoverweging 4.6.2 van de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 juni 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3876.

Daarmee lijkt uit de recente rechtspraak te volgen dat het aanbieden van parkeergelegenheid bij attractieparken door de exploitanten altijd is onderworpen aan het hoge btw-tarief.

 

Conclusie

Uit recente rechtspraak van enkele hoven en rechtbanken volgt dat het bieden van gelegenheid tot parkeren bij attractieparken is onderworpen aan het hoge btw-tarief. Dit is een bevestiging van het standpunt van de Hoge Raad van 10 maart 2006. Wellicht wijst de Hoge Raad binnenkort een arrest over deze problematiek om daarmee opnieuw duidelijkheid te scheppen in de situatie die is ontstaan na het arrest van 10 augustus 2012.

 

Wet: Art. 9 Wet OB

Filed Under: BTW & overdrachtsbelasting, Nieuws, Verdieping, Verdieping

Reageer
Vorige artikel
Fiscus hanteert verkeerde berekening KIA bij maatschap
Volgende artikel
Werkend in het buitenland, wonend in Nederland

Reader Interactions

Gerelateerde berichten

woningbouw kavel

Woningtarief bij sloopwoning op meerdere percelen: civielrechtelijk eigendom gebouw beoordelen

De Hoge Raad oordeelt in de samenhangende zaken 24/02648 en 24/02649 over de vraag of de door X verkregen bouwkavels, waarop respectievelijk een zeer klein deel (circa 1%) en een groot deel (circa 55%) van de voormalige woning, een deel van de buitenmuur en een deel van het terras liggen, als woning in de zin van art. 14 lid 2 Wet BRV 1970 zijn aan te merken.

dienstbetrekking

Geen fiscale eenheid omzetbelasting door ontbreken financiële verwevenheid tussen stichting en bv

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat een stichting en een bv geen fiscale eenheid voor de btw vormen, omdat de stichting niet de meerderheid van de zeggenschapsrechten heeft. De naheffingsaanslag omzetbelasting blijft in stand.

subsidie VvE isolatie

Prejudiciële vraag aan HvJ: vormt overdracht verhuurd appartementencomplex een overgang van een algemeenheid van goederen

Is de overdracht van een verhuurd appartementencomplex een overgang van een algemeenheid van goederen? De Hoge Raad legt hierover prejudiciële vragen voor aan het HvJ, met name over de toepassing van artikel 37d Wet OB 1968 bij vrijgestelde verhuur en de rol van de intentie van de verkoper.

crypto box 3 jongere

Geen aftrek voorbelasting bij cryptotransacties met uitsluitend EU-klanten

De rechtbank oordeelt dat een cryptoplatform geen recht heeft op aftrek van voorbelasting voor diensten aan buiten de EU gevestigde partijen, als alle klanten binnen de EU wonen. De naheffingsaanslagen omzetbelasting over 2017 en 2018 blijven in stand.

Strikte toepassing grens startersvrijstelling bij overdracht woning

Een koper van een woning die net boven de grens voor de startersvrijstelling zit, moet de volledige overdrachtsbelasting betalen. De rechtbank volgt strikt de wet en ziet geen ruimte voor uitzondering, ook al is het verschil met de waardegrens gering.

Geef een reactie Reactie annuleren

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Primary Sidebar

Opleidingen

Online cursus Btw-aangifte

Masterclass Overdrachtsbelasting

AGENDA

Stoomcursus Vastgoedrekenen en -financieren

Online Basistraining AI voor de fiscale praktijk

Cursus AI-Implementatie – Organiseren van AI-geletterdheid

Verdiepingscursus Aangifte erfbelasting

Masterclass Inbreng in en terugkeer uit de BV

Masterclass Fiscale aspecten fusies & overnames

AI Governance & Compliance: Veilige toepassing van AI in juridische/fiscale praktijk

Online cursus CV en bedrijfsopvolging

Stoomcursus Erfrecht – Civiel en fiscaal – Het hele erfrecht in één dag! 

Verdiepingscursus Erven en schenken

Meer opleidingen

Footer

  • Fiscaal nieuws
  • Opleidingen
  • Kennisbank
  • Vacatures
  • Over ons
  • Adverteren op Taxence
  • NDFR
  • JES! (ESG producten)
  • Fiscaal en meer
  • Addify
  • Tax Talks
  • Register Estate Planners (REP)
  • Contact
  • Linkedin
  • X
  • Facebook
  • Aanmelden nieuwsbrief
  • Naar Lefebvre Sdu Webshop

Taxence is een uitgave van
Lefebvre Sdu
Maanweg 174
2516 AB Den Haag

Powered by Lefebvre Sdu

  • Disclaimer
  • Privacy Statement en Cookiebeleid
lefebvre SDU

Het laatste nieuws van
Taxence in je mail?

×