
Hof Amsterdam oordeelt dat een Nederlandse BV en haar Zwitserse schuldeiser als verbonden partijen moeten worden gezien. Vanwege deze verbondenheid valt de betaalde rente onder de aftrekbeperking van artikel 10d Wet Vpb 1969 (oud), zodat de inspecteur de rentekosten terecht heeft gecorrigeerd.
Een bv die onroerend goed exploiteert en deelneemt in dochtervennootschappen, krijgt voor de jaren 2010, 2011 en 2012 aanslagen vennootschapsbelasting opgelegd waarbij de inspecteur renteaftrek beperkt op grond van artikel 10d Wet Vpb1969. De inspecteur telt voor 2010 € 1.300.000, voor 2011 €717.456 en voor 2012 € 1.009.331 aan rente bij als gevolg van betalingen aan het in Zwitserland gevestigde F AG. Ook worden exploitatiekosten gecorrigeerd. De bv stelt dat F AG geen verbonden lichaam is en beroept zich op een verklaring van de Zwitserse autoriteiten dat inwoners van Zwitserland de economisch gerechtigden van F AG zijn.
Vermoeden van verbondenheid niet ontzenuwd
Hof Amsterdam oordeelt dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat F AG een met de bv verbonden lichaam is voor toepassing van artikel 10d Wet VPB. De bv heeft geen inzicht verschaft in wie de aandeelhouders zijn van F AG en alleen verwezen naar de verklaring van de Zwitserse autoriteiten. Dit is onvoldoende om het vermoeden te ontzenuwen. Omdat de bv niet voldeed aan de vaste ratio van artikel 10d, vierde lid, Wet VPB en niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in aanmerking komt voor toepassing van de concernratio van artikel 10d, vijfde lid, is de aftrek van de excessieve rente terecht geweigerd.
Geef een reactie