De fiscus kan de ANBI-status van een instelling met terugwerkende kracht intrekken zonder dat de instelling kwade trouw kan worden verweten. Zo heeft de Hoge Raad beslist.
Volgens Hof Den Haag mocht een stichting erop vertrouwen dat de inspecteur bij het verlenen van de ANBI-status een weloverwogen standpunt had ingenomen, met inachtneming van alle relevante gegevens over de feitelijke activiteiten. Het hof oordeelde op basis van de feiten en omstandigheden dat de stichting vanaf 1 januari 2010 niet meer aangemerkt kon worden als een ANBI. Advocaat-Generaal Niessen was het echter met Rechtbank Den Haag eens dat de ANBI-status vanaf 1 januari 2008 (dus met terugwerkende kracht) moest worden ingetrokken. De stichting had bij de ANBI-aanvraag namelijk bevestigend geantwoord op de vraag of de werkzaamheden voor minstens 50% het algemeen belang dienden. Nu de ANBI-beschikking gebaseerd was op onjuiste door de stichting verstrekte gegevens, mocht zij volgens de Hoge Raad niet erop vertrouwen dat de inspecteur hiermee een weloverwogen standpunt had ingenomen. Het oordeel van het hof was dan ook onbegrijpelijk, gelet op de betwisting van de inspecteur dat de overgelegde stukken inzicht boden in de feitelijke werkzaamheden. De Hoge Raad kon zich evenmin vinden in de opvatting van het hof dat een ANBI-beschikking uitsluitend met terugwerkende kracht kan worden ingetrokken als de instelling kwade trouw kan worden verweten. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en verwees de zaak naar Hof Amsterdam voor nader onderzoek.
Wet: artikel 6.33, derde lid, Wet op de inkomstenbelasting (oud), artikel 5b, zevende lid, AWR
Meer informatie: Hoge Raad, 4 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:354
Geef een reactie