Een 70-jarige vrouw kon het verlies op een geldlening aan de bv van haar zoon niet aftrekken als negatief resultaat uit overige werkzaamheden. Bij de geldverstrekking speelde de familierelatie een belangrijke rol en was sprake van een onzakelijke lening.
Een vrouw leende de bv van haar zoon € 240.000, waarvoor ze bij de bank een rekening-courantkrediet was aangegaan. De lening had geen looptijd, aflossingsschema of zekerheden en de rente die de bv van de zoon betaalde was gelijk aan de rente die met de bank was overeengekomen. Er was in dit geval sprake van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling. Bij de rechter was in geschil of de vrouw na het faillissement van de bv een afwaarderingsverlies als negatief resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking kon nemen. Hof Arnhem vond het niet geloofwaardig dat een derde op een leeftijd van 70-71 jaar bereid zou zijn geweest om een bedrag van € 240.000 aan een bv te lenen onder de voorwaarden als hier aan de orde waren, met als motief pensioenaanspraken van ongeveer € 12.000 per jaar veilig te stellen. De familierelatie speelde bij het aangaan van de lening een belangrijke rol. Daarom was het afwaarderingsverlies niet aftrekbaar, oordeelde het hof. De Hoge Raad verklaarde het cassatieberoep zonder nadere motivering ongegrond.
Wet: artikel 3.92, derde lid Wet IB 2001
Meer informatie: Hoge Raad, 18 januari 2013, LJN: BY8603
Geef een reactie