De Kennisgroep dividendbelasting en bronbelasting heeft de vraag beantwoord of de inhoudingsvrijstelling van artikel 4, tweede lid, Wet DB 1965 van toepassing is wanneer de aandelen in de inhoudingsplichtige worden gehouden door een transparant samenwerkingsverband dat een materiële onderneming drijft?
X BV is gevestigd in Nederland. De aandelen in X BV worden gehouden door het samenwerkingsverband (Y) dat is opgericht naar het recht van een andere lidstaat (Z) van de Europese Unie. Y is op grond van het Besluit vergelijking buitenlandse rechtsvormen vergelijkbaar met een commanditaire vennootschap en niet aan te merken als een fonds voor gemene rekening. Dit betekent dat Y transparant is naar Nederlandse fiscale maatstaven. Y is ook transparant in lidstaat Z en aldaar niet onderworpen aan belastingheffing.
Y heeft twee participanten. Commanditair vennoot A met een belang van 90% en beherend vennoot B met een belang van 10%. A en B zijn vennootschappen, tevens opgericht naar het recht van lidstaat Z en aldaar onderworpen aan belastingheffing.
Y drijft een materiële onderneming in lidstaat Z. De onderneming van X BV ligt in het verlengde van de onderneming van Y en het belang in X BV kan functioneel worden toegerekend aan de onderneming van Y. A en B drijven zelfstandig bezien geen materiële onderneming, anders dan dat B beherend vennoot is. De aandeelhouders van A en B zijn natuurlijke personen, woonachtig in lidstaat Z. X BV keert op enig moment dividend uit.
Vraag
Kan X BV de inhoudingsvrijstelling van artikel 4, tweede lid, Wet op de dividendbelasting 1965 toepassen op de dividenduitkering? Is het daarbij relevant dat de aandelen in X BV worden gehouden door het transparante samenwerkingsverband Y dat de materiële onderneming drijft?
Antwoord
Ja, X BV kan de inhoudingsvrijstelling van artikel 4, tweede lid, Wet DB 1965 toepassen op de dividenduitkering. Op grond van artikel 1, veertiende lid, Wet DB 1965 worden de achterliggende participanten aangemerkt als de gerechtigden tot de dividenduitkering. De inhoudingsvrijstelling is ten aanzien van deze gerechtigden van toepassing, tenzij sprake is van misbruik. In deze casus is geen sprake van misbruik, omdat een materiële onderneming door Y wordt gedreven en de aandelen in X BV functioneel toerekenbaar zijn aan deze onderneming. De transparantie van Y staat derhalve aan de toepassing van de inhoudingsvrijstelling niet in de weg.





Geef een reactie