• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
  • Skip to footer
  • Nieuwsbrief
  • Contact

Taxence

Taxence

  • Nieuws & achtergrond
    • Nieuws
    • Branchenieuws
    • Blogs
    • Verdieping
  • Thema’s
    • AI & Tax Technology
    • Arbeid & Loon
    • Belastingplan
    • BTW & Overdrachtsbelasting
    • BV & DGA
    • Duurzaamheid (ESG & CSRD)
    • Estate planning
    • Alle thema’s
  • Opleidingen
    • AI & Tax Tech
    • ESG & CSRD
    • Estate Planning
    • BTW
    • Vastgoed
    • Internationaal
    • Arbeid & Loon
    • Formeel
    • Familiebedrijven
    • VPB
    • Pensioen
  • Carrière
    • Personalia
    • Vacatures
    • Vacature toevoegen
    • Partners
  • Vakinformatie
    • NDFR
    • Addify
    • JES! Knowledge
    • Fiscaal en meer
    • Tax talks
    • Vakblad Estate Planning
    • Specials
  • Kennisbank

Standpunt toerekening gemeenschappelijke inkomensbestanddelen aan partieel buitenlandse belastingplichtige

17 oktober 2025 door redactie

toeslagen verbetermaatregelen

De Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst en de Kennisgroep IBR IB niet-winst/LB/PH hebben een vraag beantwoord over de verdeling van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen en de toerekening van de rendementsgrondslag van een minderjarig kind in de situatie van partieel buitenlandse belastingplicht.

A heeft gebruik gemaakt van de expatregeling (30%-regeling) en is naar Nederland gekomen om hier te wonen en werken. Partner B en hun minderjarige kind C zijn eveneens naar Nederland gekomen. Tot de algehele gemeenschap van goederen behoort op 1 januari 2024 een inkomen uit aanmerkelijk belang in een buitenlandse vennootschap van € 100.000 en een banktegoed van € 800.000. Daarnaast heeft C op 1 januari 2024 een banktegoed van € 100.000.

Bij het doen van aangifte inkomstenbelasting 2024 opteert A voor toepassing van de partieel buitenlandse belastingplicht van artikel 2.6 van de Wet IB 2001 jo. artikel 11 van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting, zoals deze artikelen tot en met 31 december 2024 luidden. Op basis van deze artikelen wordt de partieel buitenlandse belastingplichtige voor de heffing in box 2 en 3 belast volgens de regels van de buitenlandse belastingplicht welke zijn opgenomen in hoofdstuk 7 Wet IB 2001. Het gemeenschappelijke inkomen uit aanmerkelijk belang en de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen worden in de aangiften van A en B geheel toegerekend aan A.

NB: de regeling van partieel buitenlandse belastingplicht van artikel 2.6 Wet IB 2001 is vervallen met ingang van 1 januari 2025. Op basis van overgangsrecht kunnen belastingplichtigen die aan de voorwaarden voor dat overgangsrecht voldoen ook in de jaren 2025 en 2026 gebruik maken van de keuzemogelijkheid van partieel buitenlands belastingplicht (Artikel XIIa van het Belastingplan 2024, Stcrt. 2023, 499).

Vraag

Op welke wijze vindt de toerekening aan de partieel buitenlandse belastingplichtige plaats van:

  • de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen,
  • een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel, en
  • de rendementsgrondslag van het minderjarig kind,

wanneer deze gedeeltelijk bestaan uit vermogens- of inkomensbestanddelen die niet tot de heffingsgrondslag van een buitenlandse belastingplichtige behoren?

Antwoord

Allereerst worden de grondslag sparen en beleggen en de inkomensbestanddelen individueel voor beide partners vastgesteld, met inachtneming van de fiscale regels die gelden voor de desbetreffende belastingplichtige. Vervolgens worden de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen en de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen berekend – door de individueel vastgestelde grondslag sparen en beleggen en de individueel vastgestelde inkomensbestanddelen bij elkaar op te tellen – en toegerekend aan de partieel buitenlandse belastingplichtige. Het toerekenen van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen of een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel aan een partieel buitenlandse belastingplichtige leidt niet tot een lager belastbaar inkomen dan wanneer aan een binnenlandse belastingplichtige partner wordt toegerekend.

Het toerekenen van de rendementsgrondslag van een minderjarig kind aan de ouders die het ouderlijk gezag voeren en waarvan één van de ouders heeft geopteerd voor de partieel buitenlandse belastingplicht, leidt evenmin tot een lager belastbaar inkomen.

Bron: Belastingdienst, 16 oktober 2025

Filed Under: Financiële planning, Fiscaal nieuws, Nieuws

Reageer
Vorige artikel
Verhuisbericht ondernemers komt niet altijd goed aan bij Belastingdienst
Volgende artikel
Standpunt Flexwoningen

Reader Interactions

Gerelateerde berichten

toeslagen verbetermaatregelen

Ministeriële regeling vermogenstoetsuitzonderingen per 1 januari 2026

Staatssecretaris Palmen stuurt de ministeriële regeling vermogenstoetsuitzonderingen naar de Eerste en Tweede Kamer. Hiermee wordt in bepaalde gevallen vermogen uitgezonderd van de vermogenstoets die geldt voor de huurtoeslag, zorgtoeslag en het kindgebonden budget. De regeling treedt per 1 januari 2026 in werking.

echtscheiding pensioenverevening

Bij 40% van echtscheidingen ziet ex-partner af van pensioenverevening

In Nederland kiezen vier op de tien ex-partners bij een scheiding ervoor om het ouderdomspensioen niet samen volgens de wettelijke vereveningsregeling te verdelen. Volgens recent onderzoek van Wijzer in geldzaken is de belangrijkste reden om af te wijken van de wettelijke verdeling het vermijden van gedoe of conflicten. Ruim een kwart van de respondenten benoemt... lees verder

rekening courant schuld

Documenten openbaar over Box OWR-formulier

De staatssecretaris van Financiën heeft vier documenten openbaar gemaakt over de vergoeding bij het indienen van bezwaar inzake het Box OWR-formulier.

muntenverzameling

Standpunt gouden munten en box 3

De Kennisgroep inkomstenbelasting niet winst heeft de vraag beantwoord of ter belegging gehouden gouden munten onder de box 3-wetgeving met ingang van 1 januari 2023 als contant geld kwalificeren.

bedrag ineens pensioen

Vaststelling AOW-gerechtigde leeftijd 2031 en pensioenrichtleeftijd 2027

In 2031 blijven zowel de AOW-gerechtigde leeftijd (67 jaar en drie maanden) als de aanvangsleeftijd (17 jaar en drie maanden) gelijk aan die in 2030. Dit komt doordat de wettelijk voorgeschreven formule, gebaseerd op latest CBS-cijfers, geen wijziging noodzakelijk maakt.

Geef een reactie Reactie annuleren

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Primary Sidebar

Opleidingen

Masterclass Actualiteiten vermogensstructurering 2025

Online cursus toepassing box 3 in de praktijk

Specialisatieopleiding Vermogensstructurering

Masterclass Box 3 – Forfaitair stelsel met een Tegenbewijsregeling en de toekomst na 2028

AGENDA

Online cursus Familiestichting en family governance

Stoomcursus Tax accounting

Masterclass in de Eigenwoningregeling

Certified ESG Management

PE-Pitstop Optimaliseren bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)

Verdiepingscursus Internationale estate planning

AI Governance & Compliance: Veilige toepassing van AI in juridische/fiscale praktijk

Online cursus toepassing box 3 in de praktijk

PE-Pitstop Emigratie van de aanmerkelijk belanghouder

Online cursus Wet Fiscaal Kwalificatiebeleid Rechtsvormen (incl. aanpassing FGR)

Meer opleidingen

Footer

  • Fiscaal nieuws
  • Opleidingen
  • Kennisbank
  • Vacatures
  • Over ons
  • Adverteren op Taxence
  • NDFR
  • JES! (ESG producten)
  • Fiscaal en meer
  • Addify
  • Tax Talks
  • Register Estate Planners (REP)
  • Contact
  • Linkedin
  • X
  • Facebook
  • Aanmelden nieuwsbrief
  • Naar Lefebvre Sdu Webshop

Taxence is een uitgave van
Lefebvre Sdu
Maanweg 174
2516 AB Den Haag

Powered by Lefebvre Sdu

  • Disclaimer
  • Privacy Statement en Cookiebeleid
lefebvre SDU

Het laatste nieuws van
Taxence in je mail?

×