
Ongerealiseerde waardestijgingen tellen mee bij de berekening van het werkelijke rendement in box 3.
Een man die in Zweden woont, maakt bezwaar tegen voorlopige aanslagen IB/PVV 2021 en 2022. Hij vindt dat zijn werkelijke rendement uit sparen en beleggen lager is dan het forfaitaire rendement en verwijst naar het Kerstarrest. De inspecteur wijst zijn verzoeken om herziening af. De rechtbank Zeeland-West-Brabant beoordeelt of die afwijzing terecht is.
Mandaat is in orde
De man stelt dat de beslissingen op zijn verzoeken onbevoegd zijn genomen. De rechtbank verwerpt dit: de inspecteur heeft documenten overgelegd waaruit blijkt dat de betrokken ambtenaren bevoegd waren. De rechtbank ziet geen aanleiding om daaraan te twijfelen.
Ook waardestijging woning hoort bij rendement
Volgens de rechtbank heeft de inspecteur het belastbare inkomen juist vastgesteld. In lijn met recente rechtspraak van de Hoge Raad horen ook ongerealiseerde waardestijgingen van vermogensbestanddelen bij het werkelijke rendement. De woning van de man is in waarde gestegen, waardoor zijn werkelijke rendement hoger is dan het forfaitaire rendement. Er is dus geen reden om af te wijken van de wettelijke regels. Ook krijgt de man geen rentevergoeding, omdat geen belasting wordt teruggegeven. De beroepen zijn ongegrond en de voorlopige aanslagen blijven in stand.
Wet: art. 1 EP EVRM, art. 5.2 Wet IB 2001
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 15 april 2025 (gepubliceerd 25 april 2025), ECLI:NL:RBZWB:2025:2193, BRE 24/4454 en 24/4455
Geef een reactie