De Hoge Raad bevestigt dat bij toepassing van Verordening 1408/71 geen rekening mag worden gehouden met woonplaatsvereisten uit de nationale wetgeving. Een onherroepelijk SVB-besluit over uitsluiting van de volksverzekeringen staat opnieuw onderzoek in een later pensioenoverzicht niet in de weg.
Belanghebbende, een Nederlander die in Nederland woont, heeft gewerkt voor een in Zwitserland gevestigde werkgever, op een schip dat voer onder Panamese vlag. Zijn werkzaamheden vonden plaats buiten de Europese Unie en Zwitserland. De SVB heeft belanghebbende op diens verzoek – op grond van de hardheidsclausule – voor het tijdvak 1 mei 2010 t/m 30 september 2015 uitgesloten van de verplichte verzekering voor de Nederlandse volksverzekeringen. Die beslissing is niet in rechte aangevochten. In 2020 heeft de SVB belanghebbende een pensioenoverzicht verstrekt. Daarin is vermeld dat belanghebbende niet verzekerd is geweest voor de Nederlandse volksverzekeringen in de periode van 1 september 2007 t/m 31 maart 2019. Bij de CRvB heeft belanghebbende gesteld dat hij die gehele periode verzekerd was voor de AOW. De CRvB (ECLI:NL:CRVB:2023:2009) heeft belanghebbende in het ongelijk gesteld. Ook in cassatie heeft belanghebbende geen succes.
Anders dan belanghebbende stelt, is de CRvB terecht ervan uitgegaan dat bij de beantwoording van de vraag of de wetgeving van de vestigingsstaat van de werkgever al dan niet voorziet in aansluiting van de werknemer bij een stelsel van verplichte verzekering, geen rekening mag worden gehouden met nationale voorschriften die de verzekeringsplicht afhankelijk stellen van territoriale voorwaarden, zoals de woonplaats van de betrokkene. Wat betreft de in de tweede klacht opgeworpen vraag of de SVB, indien hij op grond van de hardheidsclausule heeft besloten een persoon tot de kring der verzekerden te rekenen of daarvan uit te sluiten, en dat besluit rechtens onaantastbaar is geworden en niet is ingetrokken, gewijzigd of vervangen, naar nationaal recht aan die beslissing is gebonden bij een later besluit over de verzekeringsplicht van de betrokkene, oordeelt de Hoge Raad dat hij op deze procedurele vraag niet kan ingaan, vanwege de beperkte cassatietoets in dit soort zaken. Dat geldt ook voor de klacht dat de SVB op grond van het unierecht van het hardheidsclausulebesluit moet terugkomen.
(Cassatieberoep ongegrond.)
Wet: art. 6 en art. 6a AOW
Bron: Hoge Raad, 05-12-2025, ECLI:NL:HR:2025:1851, 23/04947 | NDFR





Geef een reactie