De inspecteur mag een in Hong Kong gevestigde geldverstrekker blijven bevragen over haar Nederlandse financieringsactiviteiten, ook als hij daarbij informatie uit een strafdossier gebruikt. Volgens het hof is dat geen fishing expedition.
De geldverstrekker is in 1997 opgericht in Hong Kong en verstrekt sinds 2007 leningen aan Nederlandse rechtspersonen, tegen een rente van 7% tot 10%. Na een strafrechtelijk onderzoek rond de financiering van een jachthaven wil de inspecteur weten of de vennootschap in Nederland belastingplichtig kan zijn. Hij activeert daarom een fiscaal nummer en vraagt om jaarrekeningen over 2012 – 2016 en om uitleg over hoe de geldleningen met Nederlandse klanten tot stand komen. Omdat de vennootschap volgens de inspecteur niet (volledig) reageert, legt hij een informatiebeschikking op voor Vpb en omzetbelasting over 2012 tot en met 2016. De vennootschap stelt dat de inspecteur zich baseert op onrechtmatig verkregen strafdossiermateriaal en dat hij ‘op goed geluk’ vist. In geschil is of de informatiebeschikking, voor zover die nog openstaat, in stand blijft.
Bewijs blijft bruikbaar
De vennootschap wil dat het hof stukken buiten beschouwing laat omdat ze uit het strafrecht komen. Het hof wijst erop dat bewijsuitsluiting in fiscale zaken alleen in uitzonderlijke gevallen aan de orde is, bijvoorbeeld bij een grove schending van regels of als een eerlijk proces dat echt vereist. In het strafdossier en het strafvonnis ziet het hof geen duidelijke aanwijzingen dat de inspecteur zulke grenzen overschrijdt. Ook mag de inspecteur informatie gebruiken die hij niet als los document in het fiscale dossier heeft, maar die hij kan afleiden uit processen-verbaal en het strafvonnis. Tot slot maakt het voor artikel 55 AWR niet uit of de vennootschap toen al ‘verdachte’ was: het gaat erom dat de informatie wordt gebruikt voor de uitvoering van de belastingwet.
Jaarrekening 2012 en klantinfo
In hoger beroep levert de vennootschap alsnog jaarrekeningen over 2013 – 2016 aan. Daardoor vallen veel onderdelen van de informatiebeschikking weg. Volgens het hof blijven twee punten over die wél nog van belang kunnen zijn: de jaarrekening 2012 en uitleg over de werkwijze richting Nederlandse klanten. De inspecteur mag vragen of er een agenda is, een overzicht per debiteur (wie nam het initiatief en hoe liep het contact van begin tot eind) en inzage in relevante e-mailcorrespondentie. Dat kan licht werpen op de vraag of de feitelijke leiding of een vaste inrichting in Nederland zit. De vennootschap krijgt vier weken nadat de uitspraak onherroepelijk is komen vast te staan om dit aan te leveren. Door de lange duur van de procedure kent het hof bovendien € 4.500 immateriële schadevergoeding toe.





Geef een reactie