De onroerende zaken in kwestie zijn in 2011 gebruikt voor zandwinning. Het Gerecht is van oordeel dat zich een omstandigheid voordoet zoals omschreven in artikel 24, lid 1 onderdeel d van de Landsverordening grondbelasting; er is sprake van gedeeltelijke afbraak. Belanghebbende kon in 2011 daarom binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet in bezwaar komen. Belanghebbende is nie…
Meer informatie: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:OGEAA:2018:40&pk_campaign=rss&pk_medium=rss&pk_keyword=uitspraken
Geef een reactie