Mr. P.T. van Arnhem geeft zijn precommentaar op een arrest van de Hoge Raad over de berekening van de arbeidskorting. Dat het UWV een WGA-uitkering direct uitbetaalt aan een werknemer zou niet mogen leiden tot een lagere arbeidskorting.
Een man is gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Hij werkt in dienstbetrekking. Hij ontvangt naast het loon van zijn werkgever een werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering). De werkgever neemt de WGA-uitkering niet in ontvangst op basis van een machtiging. Daarom betaalt de werkgever die uitkering niet tezamen met het loon uit aan de man. Het UWV betaalt de WGA-uitkering dus rechtstreeks aan de man. Nu de WGA-uitkering rechtstreeks van het UWV wordt ontvangen, wordt deze niet als loon betrokken in de berekeningsgrondslag voor de arbeidskorting. Dat gebeurt wel bij een WGA-uitkering die via de werkgever wordt betaald, waardoor in dat geval een hogere arbeidskorting wordt genoten.
Ongelijke behandeling
De man is het niet eens met deze ongelijke behandeling en gaat in beroep. Hof Den Haag (NTFR 2023/634) honoreert het beroep van de man op het gelijkheidsbeginsel. De staatssecretaris van Financiën is het echter niet eens met de hofuitspraak. Daarom is hij in cassatie gegaan. Zie ook ‘Opties voor aanpassen arbeidskorting en arbeidsongeschiktheidsverzekering’.
Rechtsherstel is aan wetgever
Volgens de Hoge Raad vindt deze ongelijke behandeling haar oorzaak in de wettelijke regeling van de arbeidskorting in combinatie met een artikel in een uitvoeringsregeling. Dit onderscheid is, ondanks de ruime beoordelingsvrijheid die de wetgever toekomt, in strijd met de verdragsrechtelijke discriminatieverboden. Gelijke behandeling is op verschillende manieren te bereiken. Het maken van keuzes gaat echter de rechtsvormende taak van de rechter te buiten. Het is dan ook aan de wetgever om te voorzien in het geconstateerde rechtstekort, aldus de Hoge Raad.
Commentaar mr. P.T. Van Arnhem
Taxence vroeg mr. P.T. van Arnhem, werkzaam bij de Belastingdienst, om een reactie op dit arrest.
Deze uitspraak van de Hoge Raad kan grote gevolgen hebben voor werkende arbeidsongeschikten. Het gemaakte onderscheid voor de arbeidskorting tussen rechtstreekse betalingen van de WGA-uitkering door het UWV en indirecte betalingen van de WGA-uitkering via de werkgever dient te worden opgeheven. Dat kan bijvoorbeeld door alle werkende arbeidsongeschikten op gelijke wijze de arbeidskorting te verlenen, maar het kan ook door de WGA-uitkering in het geheel niet meer mee te laten tellen in de grondslag van de arbeidskorting. Dit laatste sluit juridisch het meest aan bij het doel van de wettelijke regeling van de arbeidskorting, maar heeft dan wel tot gevolg dat werkende arbeidsongeschikten in alle gevallen de arbeidskorting over de WGA-uitkering zullen mislopen. Of werkende arbeidsongeschikten na de uitspraak van de Hoge Raad allemaal recht krijgen op een hogere arbeidskorting is thans dan ook nog niet te zeggen. Daarvoor is het woord aan de politiek.
Binnenkort verschijnt een uitgebreid commentaar van P.T. van Arnhem in NTFR. Nog geen abonnee? Klik dan hier om 3 maanden kennis te maken met NTFR.
Wet: art. 8.1 en 8.11 Wet IB 2001
Besluit: art. 9.1 en 9.4 URLB 2011
Bron: Hoge Raad 15 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1657, 23/01393
Geef een reactie