De inspecteur heeft bij het vaststellen van de navorderingsaanslagen voldoende voortvarend gehandeld, zodat hij terecht gebruik heeft gemaakt van zijn in artikel 16, lid 4, van de AWR gegeven bevoegdheid.
Meer informatie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2016:2409
Geef een reactie