Lening aangegaan tussen een vennootschap van vader en een vennootschap van zoon kan voor
de Successiewet een schenking van vader aan zoon inhouden, ook indien die lening niet direct opeisbaar is. Verweerder stelt dat de lening onzakelijk is en reeds bij het aangaan van die lening sprake is van een schenking, onder de impliciete opschortende voorwaarde van het zich manifesteren van het onzakeli…
Meer informatie: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2020:5906&pk_campaign=rss&pk_medium=rss&pk_keyword=uitspraken
Geef een reactie