Het ministerie kan geen aanspraak meer maken op terugbetaling van het nog openstaande kredietbedrag, zodat geen sprake is van een voor verwezenlijking vatbaar recht in de zin van artikel 3.13, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001. Er bestond derhalve geen recht meer dat kon worden prijsgegeven. Er is niet aan de voorwaarden voor de kwijtscheldingsvrijstelling voldaan.
Meer informatie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNHO:2016:4372
Geef een reactie