
Het hof heeft de judiciële lus toegepast zonder die toepassing te motiveren. De A-G buigt zich over de vraag of het hof de toepassing van de judiciële lus moet motiveren.
Een man maakt bezwaar tegen aanslagen inkomstenbelasting/pvv over de jaren 2014–2020. Het hof oordeelt dat de inspecteur hem ten onrechte niet heeft gehoord en wijst de zaak terug naar de bezwaarfase. Daarbij past het hof de judiciële lus toe, zonder dit te motiveren. De man stelt in cassatie dat het hof dit wel had moeten doen.
De man en zijn fiscaal partner hebben in de jaren 2014–2020 gezamenlijk een eigen woning en bezittingen in box 3, waaronder een muntenverzameling. De inspecteur legt aanslagen op, waartegen de man bezwaar maakt. Hij wil worden gehoord, maar dat gebeurt niet. Zowel de rechtbank als het hof oordelen dat het hoorrecht is geschonden. Het hof wijst de zaak terug naar de inspecteur en bepaalt dat beroep tegen de nieuwe uitspraken alleen bij het hof mogelijk is (judiciële lus). De man stelt in cassatie dat hij hierdoor een feitelijke instantie verliest en dat het hof dit had moeten motiveren.
Geen wettelijke motiveringsplicht voor judiciële lus
De A-G vindt dat het hof de judiciële lus mocht toepassen zonder nadere motivering. Volgens de A-G is er geen wettelijke verplichting om de toepassing van de judiciële lus te motiveren of aan partijen voor te leggen. De rechter mag pragmatisch omgaan met deze bevoegdheid, zeker als het gaat om het voorkomen van verdere vertraging. In dit geval is de procedure al meer dan zeven jaar aan de gang. De A-G benadrukt dat de toepassing van de judiciële lus juist past binnen het streven naar efficiënte geschilbeslechting. Wel pleit de A-G ervoor dat rechters in het algemeen transparanter zijn over hun keuze voor de judiciële lus, zeker als daarover discussie bestaat tussen partijen.
Geen belang bij klacht over huwelijkse staat
De man klaagt ook dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat hij gehuwd is met zijn fiscaal partner. Volgens de A-G is deze klacht terecht, maar leidt dit niet tot cassatie. De fiscale gevolgen blijven namelijk hetzelfde, omdat zij hoe dan ook fiscaal partners zijn. De beoordeling van een buitensporige last in box 3 vindt plaats op het niveau van de gezamenlijke partners. De klacht mist daarom belang.
De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep ongegrond te verklaren.
Wet: art. 8:113 Awb
Bron: Parket bij de Hoge Raad 2 mei 2025 (gepubliceerd 16 mei 2025), ECLI:NL:PHR:2025:507, 24/03847
Geef een reactie