
Staatssecretaris Van Oostenbruggen beantwoordt vragen van de Eerste Kamer over het toekomstig stelsel box 3.
Het kabinet zet in op belastingheffing in box 3 op basis van werkelijk rendement, met invoering per 1 januari 2028. De staatssecretaris benadrukt het belang van juridische houdbaarheid, uitvoerbaarheid en een evenwichtige belastingdruk op verschillende inkomensbronnen.
De Belastingdienst acht 1 januari 2028 haalbaar, mits het wetsvoorstel uiterlijk op 15 maart 2026 door de Tweede Kamer wordt aangenomen. Verdere vertraging kan leiden tot problemen bij de aanlevering van gegevens door banken en verzekeraars, wat gevolgen heeft voor de uitvoerbaarheid van het nieuwe stelsel1.
Belastingdruk en heffingssystematiek
Het kabinet licht toe dat het marginale tarief in box 3 op 36% ligt. De gemiddelde belastingdruk in box 3 hangt af van de hoogte en samenstelling van het vermogen. Voor een alleenstaande met € 3,2 miljoen spaargeld bedraagt de belastingdruk 30,9%, bij beleggingen in effecten met €0,8 miljoen is dat 29,2%. Voor een inkomen gelijk aan twee keer modaal is de belastingdruk respectievelijk 35,7% (spaargeld) en 34,7% (effecten). De belastingdruk in box 3 is daarmee lager dan het gemiddelde tarief in box 1 bij twee keer modaal, maar hoger dan bij één keer modaal.
Keuze voor werkelijk rendement
Het kabinet kiest voor het belasten van het werkelijk rendement in box 3, omdat dit beter aansluit bij de werkelijke draagkracht en de juridische eisen. De voorgestelde vermogensaanwasbelasting wordt als juridisch houdbaar beschouwd, mede op basis van recente jurisprudentie van de Hoge Raad. Er is gekozen voor een hybride stelsel: vermogensaanwasbelasting als hoofdregel en vermogenswinstbelasting voor onroerende zaken en aandelen in start-ups.
Alternatieven en advies Raad van State
Alternatieven, zoals een vermogenswinstbelasting of een bevrijdende bronheffing, zijn onderzocht maar om uiteenlopende redenen niet gekozen. De Raad van State heeft gewezen op de complexiteit en de gevolgen voor burgers en Belastingdienst, maar het kabinet acht het voorgestelde stelsel, alles afwegende, de beste optie voor een evenwichtige belastingdruk op vermogen1.
Online cursus toepassing box 3 in de praktijk
De wijzigingen rondom box 3 zijn inmiddels bij de meeste adviseurs bekend. Maar wat betekenen deze wijzigingen in de praktijk? En hoe speel je hier als adviseur strategisch op in?
In dit praktijkgerichte webinar van mr. Eric van Uunen gaan we niet uitgebreid in op de technische details van de box 3-heffing zelf. In plaats daarvan richten we ons op wat écht relevant is voor jouw adviespraktijk: het proactief begeleiden van klanten bij het optimaliseren van hun box 3-positie, met het oog op de naderende Wet tegenbewijsregeling box 3 en het verwachte OWR-formulier (Overzicht Werkelijk Rendement). Ook het voorstel van de Wet werkelijk rendement box 3 vanaf 1 januari 2028 komt zijdelings aan bod, maar de aandacht gaat vooral naar adviesmogelijkheden tot 1 januari 2028.
Geef een reactie