Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat het criterium ‘uitsluitend of nagenoeg uitsluitend’ in de vermogensetikettering voor auto’s een afwijkende invulling heeft. In plaats van de 90%-grens is alleen de grens van 500 kilometer van belang.
De rechtbank stelt dat bij het beantwoorden van de vraag of een auto van een ondernemer keuzevermogen of verplicht privévermogen is, men een aantal stappen moet nemen. Ten eerste moet de ondernemer aannemelijk maken dat hij de auto op zijn minst in enige mate zakelijk heeft gebruikt. Is dat niet het geval, dan is de auto verplicht privévermogen. Als de ondernemer de auto wel in enige mate zakelijk gebruikt, is hij in beginsel vrij in zijn keuze van vermogensetikettering.
Vermogensbestanddelen behoren echter niet tot het keuzevermogen als de ondernemer deze vermogensbestanddelen uitsluitend of nagenoeg uitsluitend gebruikt voor zijn onderneming of in privé.
Afbakening
Normaal gesproken wordt het begrip 'uitsluitend of nagenoeg uitsluitend' uitgelegd als 90% of meer. Maar de Hoge Raad is in zijn arrest van 14 maart 2001 (ECLI:NL:HR:2001:AB0510) afgeweken van deze uitleg. Bij de afbakening tussen keuzevermogen en verplicht ondernemingsvermogen hanteerde de Hoge Raad een absolute kilometergrens. Bij een privéverbruik van minder dan 1000 kilometer is een auto verplicht ondernemingsvermogen. Inmiddels is deze grens verlaagd naar 500 privékilometers. De rechtbank concludeert dat de Hoge Raad voor auto’s in het algemeen wil afwijken van de 90%-grens. Dus ook bij het vraagstuk of sprake is van keuzevermogen of verplicht privévermogen. De rechtbank oordeelt dat een auto keuzevermogen is in plaats van verplicht privévermogen, zodra de ondernemer meer dan 500 zakelijke kilometers heeft gereden. Of ook minstens 10% van de gereden kilometers zakelijk zijn, is irrelevant.
Wet: art. 3.20, eerste lid Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland 9 juli 2019 (gepubliceerd 16 juli 2019), ECLI:NL:RBNNE:2019:2939
Geef een reactie