Wie binnen een jaar voor overlijden het belang in een deelneming uitbreidt, kan voor dat uitgebreide deel geen beroep doen op de bedrijfsopvolgingsregeling. Ook liquide middelen en effecten in een holding die nooit voor de onderneming zijn gebruikt, tellen niet mee.
Een vrouw overlijdt in 2016 en laat een aandelenbelang van 37,56% in een houdstermaatschappij na. Deze holding bezit 100% van de aandelen in een werkmaatschappij die actief is in de productie van bakkerij-ingrediënten en diverse deelnemingen heeft. In de holding bevinden zich ruim € 42,7 miljoen aan liquide middelen en effecten, opgebouwd uit ontvangen dividenden en rendementen. De erfgenamen doen bij de aangifte erfbelasting een beroep op de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en rekenen ook deze liquide middelen en effecten tot het ondernemingsvermogen. De inspecteur weigert dat. In beroep krijgt de familie deels gelijk. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Uitbreiding deelnemingen voldoet niet aan bezitseis
Het hof stelt vast dat de holding binnen één jaar vóór het overlijden haar belangen in twee deelnemingen heeft uitgebreid. Voor zover de gerechtigdheid tot die ondernemingen is vergroot in het jaar vóór het overlijden, is volgens het hof niet voldaan aan de indirecte bezitseis van art. 35d, lid 1, onderdeel c, Successiewet 1956. De BOR is daarom niet van toepassing op dat deel van de waarde van de deelnemingen.
Liquide middelen zijn duurzaam overtollig
Verder oordeelt het hof dat de liquide middelen en effecten van de holding duurzaam overtollig zijn. De holding fungeert niet als financieringsorgaan van de werkmaatschappij, heeft nooit bijgedragen aan overnames of investeringen en houdt de middelen buiten de risicosfeer van de onderneming. Ook het behoud van het familiebedrijf of de dekking van beperkte vaste kosten rechtvaardigt niet dat deze middelen tot het ondernemingsvermogen worden gerekend. Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de erfgenamen ongegrond.
Wet: art. 35b, art. 35c en 35d Successiewet 1956
Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-09-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:5898, 23/2491 | NDFR





Geef een reactie