Minister Paul informeert de Tweede Kamer over de laatste stand van zaken van het beleid met betrekking tot zelfstandigen.
Het beleid is opgebouwd langs drie lijnen: een gelijker speelveld tussen contractvormen, meer duidelijkheid over de beoordeling van arbeidsrelaties en betere handhaving van schijnzelfstandigheid.
Gelijker speelveld
Onder lijn 1 (gelijker speelveld) valt de verplichte basisverzekering arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen (BAZ). Het wetsvoorstel ligt bij de Raad van State; behandeling door de Kamer volgt zo snel mogelijk. Omdat dit wetsvoorstel onderdeel is van het Herstel- en Veerkrachtplan, waarschuwt het kabinet voor financieel risico: als de wet niet uiterlijk 31 augustus 2026 is afgerond, kan Nederland tot € 1,2 miljard aan EU‑middelen mislopen. Daarnaast verkleint het kabinet fiscale verschillen via versnelde afbouw van de zelfstandigenaftrek, uitfasering van de fiscale oudedagsreserve, verruiming van derde pijler‑pensioen en verlaging van de MKB‑winstvrijstelling. Ook wordt ingezet op sterkere vertegenwoordiging van zelfstandigen in de SER (extra zetels) en een productiviteitsagenda waarin wordt verkend hoe ondernemerschap en productiviteit van zelfstandigen beter kunnen worden ondersteund.
Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties
Lijn 2 gaat over duidelijker regels wanneer iemand werknemer is of zelfstandige. Met het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie en rechtsvermoeden (Vbar) wordt jurisprudentie gecodificeerd via twee kernelementen: werkinhoudelijke/organisatorische sturing en werken voor eigen rekening en risico. Daarnaast introduceert Vbar een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst gekoppeld aan een uurtarief, zodat werkenden aan de onderkant van de markt makkelijker hun rechten kunnen claimen. Het wetsvoorstel ligt bij de Tweede Kamer; de consultatie van de onderliggende AMvB is net afgesloten.
Handhaving op schijnzelfstandigheid
Lijn 3 betreft versterkte handhaving op schijnzelfstandigheid. Na het opheffen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 heeft de Belastingdienst extra ondersteunende maatregelen ingezet (vooroverleg, praktijkvoorbeelden op hetjuistecontract.nl, gesprekken met branches). Een eerste evaluatie laat zien dat de extra werkzaamheden beheersbaar zijn. Tegelijk laten analyses op basis van Kamer van Koophandel‑, polis‑, belasting- en enquêtedata zien dat er sinds de opheffing een grotere verschuiving is van werk als zelfstandige naar (meer uren) werk in loondienst dan in vergelijkbare periodes in eerdere jaren. Het kabinet blijft de arbeidsmarkteffecten volgen en haalt via gesprekken met zelfstandigenorganisaties, werkgevers en vakbonden signalen op. Daaruit blijkt dat opdrachtgevers soms té terughoudend zijn met zzp‑inhuur, ook waar dat wél rechtmatig kan; goede communicatie moet die onzekerheid verkleinen.
Zelfstandigen bij de overheid
Specifiek voor de overheid is afgesproken dat het aantal (potentieel) schijnzelfstandigen bij de Rijksoverheid uiterlijk 1 januari 2026 naar nul gaat. Departementen registreren de ondernemingsvorm van inhuurkrachten en signalen van schijnzelfstandigheid; via een rapportagemonitor wordt hierover gerapporteerd. Tegelijk wijst het kabinet, in lijn met moties van de Kamer, categorisch uitsluiten van zzp’ers bij rijk of lagere overheden af als dat niet uit de wet voortvloeit. Tot slot benadrukt de brief het belang van goed werkgeverschap en aantrekkelijke vaste contracten in sectoren met veel schijnzelfstandigheid, als complementaire route om werknemers te binden en de druk op schijnconstructies te verlagen.





Geef een reactie