
Als een zeer effectieve hedge bestaat tussen schulden in vreemde valuta en valutatermijncontracten, moet men deze vermogensbestanddelen in samenhang waarderen. De afdekking van risico’s moet zijn beoogd, wil sprake zijn van een zeer effectieve hedge.
Een Nederlandse bv, maakt deel uit van een internationaal concern dat zich bezighoudt met de productie en verkoop van kunstmest. De bv heeft diverse leningen in Amerikaanse dollars opgenomen bij de topholding van het concern. Het gaat om bedragen van $ 500 miljoen, $ 250 miljoen en $ 479 miljoen. Om de valutarisico’s te beperken, heeft de bv valutatermijncontracten afgesloten. Daarnaast heeft de bv kortlopende vorderingen in Amerikaanse dollars. De Inspecteur heeft het belastbare bedrag van de bv verhoogd vanwege de samenhang tussen de dollarschulden, de Braziliaanse vorderingen en de valutatermijncontracten. De bv is het oneens met deze manier van waarderen en start een beroepsprocedure. Uiteindelijk belandt de zaak voor de Hoge Raad.
Hoofdregel en uitzondering
De Hoge Raad redeneert dat de hoofregel van het goedkoopmansgebruik luidt dat men dat vermogensbestanddelen op de fiscale balans elk afzonderlijk waardeert. Een uitzondering geldt als zich met betrekking tot hun waardeontwikkeling een zeer effectieve hedge voordoet. In dat geval noopt het realiteitsbeginsel tot een samenhangende waardering. Zo voorkomt men namelijk dat verliezen op bepaalde vermogensbestanddelen tot uitdrukking komen, terwijl zij feitelijk niet zijn geleden omdat zij tegenover (vrijwel) gelijke winsten op andere vermogensbestanddelen staan. Hierbij is het overigens niet van belang of het gaat om gerealiseerde of ongerealiseerde winsten of verliezen.
Afdekking van risico’s moet zijn beoogd
Volgens de Hoge Raad doet een zeer effectieve hedge doet zich voor indien en voor zover vermogensbestanddelen samenhangen. Er moet tevens sprake zijn van een dusdanige samenhang dat het risico met betrekking tot hun waardeontwikkeling op balansdatum in hoge mate is beperkt. Op sprake is van zo’n samenhang, moet men naar de omstandigheden van het geval beoordelen. De Hoge Raad heeft daarvoor geen rangorde aangebracht tussen de mogelijk relevante omstandigheden. Maar in dit arrest voegt de Hoge Raad toe dat, beoordeeld naar objectieve maatstaven, de afdekking van risico’s moet zijn beoogd.
Bewijs van zeer effectieve hedge
Het is aan de Belastingdienst om te bewijzen dat zich met betrekking tot bepaalde vermogensbestanddelen een zeer effectieve hedge voordoet. De inspecteur voldoet aan deze bewijslast als hij stelt en aannemelijk maakt dat tegenover een bepaald vermogensbestanddeel een specifiek afdekkingsinstrument is gesloten. Doordat dit afdekkingsinstrument is gesloten, is het risico dat men loopt met betrekking tot dat vermogensbestanddeel in hoge mate beperkt. Bovendien moet die beperking ook zijn beoogd. In minder evidente gevallen zal de inspecteur ook dit oogmerk aannemelijk moeten maken. In de desbetreffende zaak verwijst de Hoge Raad de zaak naar hof Arnhem-Leeuwarden om te toetsen of de fiscus aan deze bewijslast heeft voldaan.
Wet: art. 8b Wet Vpb 1969
Bron: Hoge Raad 17 april 2025 (gepubliceerd 17 april 2025), ECLI:NL:HR:2025:552, 22/01909
Geef een reactie