De minister van Defensie en de staatssecretaris van Financiën informeren de Tweede Kamer over de belastingheffing op de Bijzondere Invaliditeitsverhoging (BIV) voor militairen. Drie varianten voor aanpassing zijn onderzocht, maar aanpassing van het fiscale regime wordt niet wenselijk geacht.
Onafhankelijk onderzoek naar de fiscale behandeling van de BIV bevestigt dat het huidige beleid correct is. De BIV-uitkering wordt terecht als een belaste periodieke uitkering aangemerkt voor de inkomstenbelasting. Experts onderschrijven dat er een gegronde reden is dat loonheffing wordt ingehouden op de BIV, ook na het Brandweermanarrest. Zij vinden de huidige regeling voor het merendeel een adequate voorziening, maar signaleren dat in uitzonderlijke individuele gevallen de hardheidsclausule ruimte biedt voor een hogere smartengeldvergoeding — zo kan het verschil met civielrechtelijk vergelijkbare gevallen worden overbrugd.
Drie alternatieven zijn verkend: volledige vrijstelling, toepassing van loonbelasting als eindheffing en brutering. Elk van deze opties leidt tot een hogere uitkering voor BIV-gerechtigden ten opzichte van civiele slachtoffers, wat ongelijkheid zou opleveren. Defiscalisering zou bovendien precedentwerking hebben op andere uitkeringen binnen én buiten Defensie, zoals het Militair Invaliditeitspensioen, en past niet in het fiscale stelsel. Ook zou het gevolgen hebben voor inkomensafhankelijke regelingen, waardoor de draagkracht van ontvangers onnatuurlijk zou toenemen. Bij brutering ontstaat bovendien het bezwaar dat het ervaren gevoel van onterechte belastingheffing niet verdwijnt en het effect op toeslagen negatief uitpakt.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde recent dat BIV terecht wordt belast en dat is in lijn met het advies van onafhankelijke experts en bestaand kabinetsbeleid. De zaak is in cassatie bij de Hoge Raad, maar aanpassing wordt niet voorzien tenzij dat arrest daar aanleiding toe geeft. Wel wordt gewerkt aan een specifieke juridische grondslag voor aanvullende smartengeldvergoeding, zodat deze expliciet in de regeling wordt opgenomen.





Geef een reactie