De heffingsambtenaar heeft voor op de hoorzitting gelijktijdig behandelde zaken de proceskostenvergoeding voor het horen gematigd naar 0,25/0,5 punt. De rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2 lid 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn, zodat de matiging ten onrechte heeft plaatsgevonden.
Meer informatie: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2022:3800&pk_campaign=rss&pk_medium=rss&pk_keyword=uitspraken
Geef een reactie