De rechtbank stelt vast dat verweerder kennelijk op grond van artikel 7:3, aanhef en onder d, van de Awb van het horen in bezwaar heeft afgezien. Nog daargelaten dat dat deze bepaling niet is bedoeld voor situaties als de onderhavige waarin de belanghebbende reeds in zijn bezwaarschrift expliciet heeft aangegeven dat hij gehoord wenst te worden, is de rechtbank van oordeel dat onder een redelij…
Meer informatie: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBLIM:2018:2499&pk_campaign=rss&pk_medium=rss&pk_keyword=uitspraken
Geef een reactie