Op de door belanghebbende verkregen cultuurgrond is de vrijstelling van artikel 15, eerste lid, onderdeel q, van de WBR niet van toepassing. Aan de voorwaarden van hiervoor genoemd artikel wordt niet voldaan nu de activiteiten van belanghebbendes paardenbedrijf niet in overwegende mate zijn gericht op het fokken, mesten of (enkel) houden van paarden, maar juist op het trainen, respectievelijk o…
Meer informatie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2014:6782
Geef een reactie