Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling als bedoeld in artikel 3.92, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het met het geheel van handelingen bereikte resultaat is namelijk zodanig dat een dergelijk samenstel van handelingen zich tussen derden die geen familie zijn, niet zou hebben voorgedaan.
Meer informatie: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2021:360&pk_campaign=rss&pk_medium=rss&pk_keyword=uitspraken
Geef een reactie