De inkomensafhankelijke combinatiekorting geldt alleen voor personen bij wie een kind, dat jonger is dan twaalf jaar, staat ingeschreven op hetzelfde woonadres. Het bewijzen van ouderschap is een goede eerste stap om te tonen dat aan die voorwaarde is voldaan.
In een beroepsprocedure voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelde een man dat hij voor het jaar 2018 recht had op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (iack). Een belangrijke voorwaarde voor de toepassing van de iack is dat in het desbetreffende kalenderjaar een kind lang genoeg in de BRP staat ingeschreven op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige. ‘Lang genoeg’ wil in dit geval zeggen gedurende minimaal zes maanden. Het desbetreffende kind moet bovendien aan het begin van het kalenderjaar nog geen twaalf jaar oud zijn. De inspecteur betwistte dat de man voldeed aan deze voorwaarde. Bij de Belastingdienst was namelijk niet eens bekend of de man een kind had. De inspecteur onderbouwde zijn standpunt met twee schermprints uit de gemeentelijke administratie. Daaruit bleken geen kinderen, zelfs niet van een ander, te zijn ingeschreven op het woonadres van de man.
Vaderschap niet bewezen, laat staan inschrijving
Vanwege deze gemotiveerde betwisting van de fiscus is het aan de man om aannemelijk te maken dat hij toch recht heeft op de iack. Hij moet bijvoorbeeld aantonen dat een kind jonger dan twaalf jaar bij hem staat ingeschreven of tot zijn huishouden behoort. Maar de man komt niet verder dan zonder onderbouwing te stellen dat hij een kind heeft. De rechtbank vindt dat de man het gestelde vaderschap gemakkelijk had kunnen aantonen. De man heeft echter zelf ervoor gekozen dat na te laten. Daarom oordeelt de rechtbank dat de fiscus de toepassing van de iack terecht heeft geweigerd.
Geef een reactie