Er zijn twee memo’s openbaar gemaakt over de wijze waarop de Belastingdienst omgaat met verzoeken en bezwaren tegen bestuurlijke boetes, met name in het kader van de omzetbelasting (btw), de vennootschapsbelasting en de inkomstenbelasting. Het gaat om een verzoek op basis van de Wet open overheid (Woo).
Memo Betaalverzuimboete en melding betalingsonmacht
Dit memo geeft medewerkers van de Belastingdienst richtlijnen voor het behandelen van bezwaar tegen een betaalverzuimboete als betalingsonmacht is gemeld. De melding betalingsonmacht betekent niet automatisch vernietiging of matiging van de boete. Van belang is of de belanghebbende, naast de melding, ook tijdig uitstel van betaling heeft aangevraagd, en of het verzoek betrekking heeft op dezelfde belasting en hetzelfde tijdvak. Ook is relevant of het verzoek vóór de uiterste betaaldatum is gedaan én gehonoreerd. In die gevallen moet de betaalverzuimboete worden vernietigd. Een gemotiveerd beroep op slechte financiële omstandigheden kan, in uitzonderlijke situaties en na overleg met een boetespecialist, leiden tot matiging van de boete. Het memo benadrukt kritisch te beoordelen of aan alle voorwaarden wordt voldaan voordat tot vernietiging of een lagere boete wordt overgegaan.
Memo jurisprudentie-overzicht matiging verzuimboeten
Het memo biedt een overzicht van jurisprudentie over de matiging van verzuimboeten vennootschapsbelasting (Vpb). Sinds de intrekking van het matigingsbeleid zijn werkafspraken vervallen en is het beleid nu vooral gebaseerd op rechtspraak. Uit hofuitspraken blijkt dat boetes vaak worden gematigd tot € 500 bij een combinatie van strafverminderende omstandigheden, waaronder geringe termijnoverschrijding, eerste verzuim, kleine Vpb-plichtige (vergelijkbaar met eenmanszaak) en een slechte financiële positie. Soms wordt bij één omstandigheid al matiging overwogen (halvering boete), bij meer omstandigheden matiging tot circa € 500. Voor verzuimboeten inkomstenbelasting (IH) bieden uitspraken nauwelijks aanknopingspunten. De uiteindelijke boete moet altijd passen bij de ernst, de verwijtbaarheid en de overige omstandigheden, aldus de evenredigheidstoets van de Algemene wet bestuursrecht.





Geef een reactie