Als een werknemer met zijn werkgever afspreekt dat hij een eventuele bijtelling vanwege het privégebruik van de bedrijfsauto zal betalen, moet deze betaling ook echt plaatsvinden in hetzelfde boekjaar. Zo niet, dan zal de Belastingdienst stellen dat toch een bijtelling moet plaatsvinden.
In de volgende zaak ging een werknemer de mist in toen hij probeerde onder de bijtelling privégebruik auto van de zaak uit te komen. Hij had bij de Belastingdienst een Verklaring geen privégebruik auto aangevraagd. Daarbij gold als voorwaarde dat de werknemer een rittenregistratie moest bijhouden. Toen hij dit naliet, kreeg hij van de fiscus een naheffingsaanslag loonbelasting opgelegd. De man stelde dat de bijtelling moest worden vernietigd, omdat hij met zijn werkgever was overeengekomen dat een eventuele bijtelling zou worden verrekend via de rekening courant aan het einde van het boekjaar. Hof Arnhem-Leeuwarden concludeerde dat zo’n vergoeding alleen aftrekbaar was van de bijtelling voor zover deze in hetzelfde loontijdvak en/of hetzelfde boekjaar plaatsvond. In werkelijkheid had de verrekening een paar jaar later plaatsgevonden. Het hof oordeelde daarom dat de inspecteur de werknemer terecht de naheffingsaanslag had opgelegd.
Wet: artikel 13bis, negende en twaalfde lid LB 1964
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden, 22 oktober 2013 (gepubliceerd 25 oktober 2013), ECLI:NL:GHARL:2013:7979
Geef een reactie