Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat een bv de vereiste aangifte niet doet door in de aangifte aan te geven géén fiscale eenheid te zijn, terwijl dat wel zo is, en door nulwaarden te rapporteren zonder stukken te overleggen. De bewijslast wordt omgekeerd en de inspecteur maakt een redelijke schatting.
Een bv is in 2017 moedermaatschappij van een fiscale eenheid vpb met tien dochtermaatschappijen. Zij dient na herinneringen en een aanmaning aangifte in, maar alleen voor de moeder en met uitsluitend nulwaarden. In de aangifte geeft zij aan dat geen fiscale eenheid bestaat. De balansen van de gevoegde vennootschappen ontbreken. De inspecteur start in 2020 een boekenonderzoek, maar de bv levert niet tijdig de gevraagde auditfiles aan. Volgens de bv bedraagt de belastbare winst € 180.806 met verrekening dividendbelasting. De inspecteur legt na aankondiging een ambtshalve aanslag op naar een belastbare winst van € 322.065, gebaseerd op de opgave van de bv en gecorrigeerde posten uit de auditfiles. In bezwaar blijft de aanslag in stand. De bv dient pas in de beroepsfase een herziene aangifte in en komt vlak voor de zitting in hoger beroep met nadere stukken.
Omkering bewijslast door onjuiste aangifte fiscale eenheid
Het hof bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de vereiste aangifte niet is gedaan. De bv beantwoordt de vraag over de fiscale eenheid onjuist en voegt geen gegevens van de gevoegde vennootschappen toe. Dit is volgens het hof van voldoende gewicht om de sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast toe te passen. Ook onder de maatstaf van het arrest van de Hoge Raad van 24 april 2015 geldt dit: de bv geeft nihil aan, terwijl zij eerder zelf een belastbare winst van € 180.806 noemt. De bv moet zich bewust zijn geweest dat daardoor te weinig belasting zou worden geheven.
De inspecteur mag de aanslag schatten, maar niet naar willekeur. De schatting is gebaseerd op de door de bv zelf genoemde winst en specifieke correcties op basis van auditfiles. Het hof vindt dat redelijk. De bv levert geen overtuigend bewijs dat de aanslag te hoog is. Het beroep op een gestelde toezegging van de inspecteur in een eerdere brief faalt; die passage ziet niet op de bewijslast in de procedure. De aanslag blijft in stand.
Wet: art. 27e AWR
Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-10-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:6613, 24/2087 | NDFR





Geef een reactie