De Eindejaarsregeling 2025 is in de Staatscourant gepubliceerd.
De wijzigingen vloeien onder andere voort uit het Belastingplan 2026 (BP 2026) of de Fiscale verzamelwet 2026 (FVW 2026). Deze regeling wijzigt de volgende regelingen:
- de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (URIB 2001);
- de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (URLB 2011);
- de Regeling loonbelasting- en premietabellen 1990 (RLPT 1990);
- de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte;
- de Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden;
- de Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting (URSE);
- de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (Uitvoeringsbeschikking OB 1968);
- de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (UR BPM 1992);de Uitvoeringsregeling motorrijtuigenbelasting 1994 (UR MRB 1994);
- de Algemene douaneregeling (Adr);
- de Uitvoeringsregeling accijns (URA);
- de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (UR Awir)
- de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 (UR AWR 1994);
- de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 (URBD 2003);
- de Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst (Regeling EBV);
- de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 (URIW 1990);
- de Uitvoeringsregeling inleners-, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004 (UR Ikoa 2004); en
- de Regeling aanwijzing rechtsgebieden Common Reporting Standard (Regeling aanwijzing rechtsgebieden CRS).
Aanpassingen bezits- en voortzettingseis bedrijfsopvolgingsregeling
De voortzettingseis van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de schenk- en erfbelasting is per 1 januari 2025 verkort van vijf naar drie jaar; deze verkorting wordt met terugwerkende kracht ook in de URSE verwerkt. Met ingang van 1 januari 2026 worden daarnaast via een ministeriële regeling diverse versoepelingen van de bezits- en voortzettingseis doorgevoerd, die nu in de URSE zijn opgenomen. Daarbij worden meer herstructureringen geaccepteerd als in lijn met doel en strekking van de BOR, zolang het belang in de onderneming niet toeneemt (bezitseis) of afneemt (voortzettingseis). Vanaf 1 januari 2026 gelden onder voorwaarden onder meer ruisende terugkeer, ruisende omzetting, aandelen- en juridische fusies, juridische splitsingen, bedrijfsfusies, bepaalde verkopen binnen aanmerkelijkbelangstructuren en uitgifte van vermogensbestanddelen niet langer als strijdig met de bezits- en/of voortzettingseis. Ook buiten herstructureringen worden de regels versoepeld. Voor de bezitseis gaat het onder andere om ondernemingsvermogen dat kort voor overlijden is geschonken, recent verkregen ondernemingsvermogen, verkrijging via huwelijksvermogensrecht of verdeling van een ontbonden huwelijksgemeenschap en situaties met tweetrapsmaking of tweetrapsschenking. Voor de voortzettingseis wordt een versoepeling opgenomen voor gevallen waarin een lichaam door overheidsingrijpen moet herinvesteren.
De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2026 met enkele uitzonderingen.
Bron: Regeling van 24 december 2025, nr. 2025-0000592934, Ministerie van Financien, Stcrt. 2025, 42873





Geef een reactie